Ludo Cuyvers

Bij de Nederlandse vertaling van Mandels Traité d’économie marxiste


Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1982, nr. 1, februari, jg. 16
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
De economische theorie van het marxisme
Het laatkapitalisme
Het laatkapitalisme van Ernest Mandel


In 1962 verscheen bij de uitgeverij Julliard in Parijs de tweedelige Traité d’économie marxiste van Ernest Mandel. Het Vlaams Marxistisch Tijdschrift werd pas in 1966 boven de doopvont gehouden, te laat om met enige actualiteitszin het boek nog te bespreken. Dit heeft niet belet dat in het eerste nummer van het VMT Leo Michielsen zich zeer lovend over Mandels werk uit liet:[1]
“Is de realiteit van het kapitalisme niet zodanig gewijzigd”, vroeg Leo Michielsen zich af, “zijn de wetenschappelijke gegevens van een eeuw later niet zo nieuw dat zij Marx’ grondbegrippen vernietigen? Het antwoord op die vraag werd geleverd door het werk van Mandel. Mandel heeft de fundamentele marxistische noties getoetst aan wat de historische, de sociologische en de economische wetenschappen aan nieuwe gegevens over vroeger en vandaag brachten sinds Marx de pen neerlegde. Hij heeft in dat opzicht schitterend werk geleverd. Hij heeft al die gegevens als duizend en één argumenten opgestapeld ter staving van de fundamentele categorieën der marxistische economie. Goed werk moet niet herdaan worden.”


In 1972, tien jaar na de verschijningsdatum van de “Traité”, publiceerden drie DDR-economen in het VMT een uiterst negatieve kritiek op enkele belangrijke stellingen van Mandel.[2] Dit artikel ontlokte Mandel een repliek... in “De Internationale”.[3] Reeds in de aankondiging van Mandels wederwoord werd het VMT botweg “een KP-tijdschrift” genoemd. Mandel zelf haalde de VMT-redactie over de hekel. “Het ware (...) verstandiger geweest”, zo schreef hij, “hadden de opstellers van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift zelf getracht, onze opvattingen te bekritiseren, in plaats van zich achter vreemde autoriteiten te verschuilen. (...) De redacteurs van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift (...) zouden langzamerhand moeten beginnen begrijpen, dat demonologie en heksenvervolging misschien een hoofdstuk van obscurantistische middeleeuwse scholastiek vormen, maar met materialistische dialectiek niets gemeen hebben.”
“Het opstel van Heiniger-Hess-Zieschank (sic) en het feit dat de redactie van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift het zonder commentaar heeft afgedrukt, bewijzen dat men van die terugkeer naar het levend en creatief marxisme zowel in de DDR als in de Kommunistische Partij van België nog een goed stuk weg verwijderd blijft.”[4]

Afgezien van een korte bitsige opmerking in het Ten geleide van Guy Cooreman in een volgend VMT[5] dat de betiteling van het VMT met “KP-tijdschrift”, “enkel kan betekenen dat de redacteurs van die publicatie (De Internationale – L.C.) zich niet de moeite getroosten de lijst van onze medewerkers en van onze redacteurs eventjes in te zien”, sloot de redactie van het VMT het dossier van Heiniger et al. contra Mandel: als Mandel wou repliceren dan stond het VMT voor hem open, zoals ieder ernstig en open tijdschrift een controverse van publicisten afhandelt. Sans rancune.


Ik haal dit stukje droeve geschiedenis aan omdat met de Nederlandse vertaling van Mandels “Traité”, die vorig jaar bij Het Wereldvenster te Bussum verscheen,[6] de mogelijkheid werd geboden het boek na 18 jaar te evalueren. Moet ik herhalen dat enkel ikzelf voor deze poging tot evaluatie verantwoordelijk ben?

De economische theorie van het marxisme dat voor mij ligt is een nagenoeg geheel ongewijzigde “Traité”. Het spreekt dus vanzelf dat onze bewondering voor Mandels eruditie waarvan de “Traité” de neerslag bevatte, ook geldt voor De economische theorie van het marxisme. Zonder twijfel is het boek een mijlpaal in de ontwikkeling van het marxisme, wat verklaart waarom het in zoveel talen werd vertaald. (De Engelse vertaling is voor de Angelsaksische wereld van vandaag, wat Sweezy’s Theory of Capitalist Development was voor de Engelssprekende generaties van de jaren 1940 en 1950.) Het heeft een bijzondere invloed gehad op de ideeën van velen, marxisten zowel als niet-marxisten, economen zowel als niet-economen. Ikzelf las het boek voor het eerst in 1968 en ik herinner mij levendig het groeiend enthousiasme dikwijls kritiekloos, het moet worden gezegd – naarmate de hoofdstukken vorderden. De ongelooflijke hoeveelheid feitenmateriaal die Mandel verwerkt en de ontwikkelingen in de verschillende takken der sociale wetenschappen die hij weergeeft ter staving van de uitgangspunten, zowel als de resultaten van de marxistische analyse, is bij ons weten uniek in zijn soort.

Ik heb Mandels “Traité” in de Nederlandse vertaling herlezen en opnieuw hetzelfde gevoel ervaren als bij mijn lectuur in 1968. Het eerste deel geeft een breedvoerig overzicht van de essentiële marxistische categorieën, zoals noodzakelijke arbeid, meerarbeid, ruilwaarde, meerwaarde, differentiële grondrente, de bewegingswetten van het kapitalisme, benevens de marxistische visie op het geld, de handel, het krediet... Maar eerder dan een abstracte redenering op te bouwen, geeft de auteur uitvoerig de historische dimensie weer van deze begrippen, maakt ze begrijpelijk en doorzichtig door de realiteit die ze pogen te verklaren in zijn ontwikkeling te beschouwen. Zijn consequente historisch-materialistische visie levert pareltjes op van onvermoede, zij het ook al eens betwistbare, verbanden. (Ik vermeld bijvoorbeeld het belang dat Mandel hecht aan de roof en de zeeroverij voor de oorspronkelijke accumulatie van handelskapitaal. Cf. de kruistochten en Venetië). Bijzonder interessant lijkt mij ook Mandels bijdrage tot de discussies rond het zgn. historisch transformatieprobleem, d.i. de kwestie of in de geschiedenis waren werden geruild op basis van prijzen die schommelden rond (of tendeerden naar) arbeidswaarden, en of er dientengevolge in de geschiedenis een overgangsperiode aanwijsbaar is naar kapitalistische productieprijzen, prijzen die tenderen naar een niveau waarbij in iedere productietak eenzelfde winstvoet wordt bekomen. Het materiaal dat Mandel aanvoert om te bewijzen dat in verschillende prekapitalistische maatschappijen de prijsverhoudingen bepaald werden door de directe en indirecte arbeid besteed aan de productie der onderscheiden waren, is revelerend. Men kan zich evenwel de vraag stellen of het in die historische context wel over arbeidswaarden gaat die (zouden) kunnen worden getransformeerd in marxistische productieprijzen. Vermits – zoals Marx en Engels (en ook Mandel) terecht aanvoeren – de warenproductie en -ruil slechts wordt veralgemeend binnen het kapitalisme slaan de “arbeidswaarden” in de prekapitalistische economische stelsels slechts op die enkele producten der menselijke arbeid die frequent worden geruild. Het is onze overtuiging dat in vele gevallen door de producenten inderdaad uitgegaan werd van de arbeidsbesteding bij het zetten van hun aanbodsprijs. De kwestie is evenwel ook of de ruilhandelingen wel voldoende veelvuldig en vrij van ongelijke krachtsverhoudingen geschiedden om tot arbeidswaarden te leiden. Er mag worden aangenomen dat de prijsverhoudingen in die omstandigheden op een zeer onvolmaakte wijze arbeidswaardenverhoudingen weerspiegelden, zowel op korte als op lange termijn.[7] In verband met de arbeidswaardeleer vind ik het overigens een ernstige tekortkoming van de voorliggende vertaling dat geen enkele poging werd ondernomen tot actualisering van het eerste deel (Het laatkapitalisme van Mandel zijnde de actualisering van het tweede deel van zijn “Traité”). Zo wordt er geen aandacht besteed aan de spectaculaire ontwikkeling van de wiskunde achter de arbeidswaardetheorie bij Straffa, Brody, Morishima, Steedman e.d., aan de marxistische meerwaarderealiseringstheorie nauw verwante groeitheorieën van de School van Cambridge (Joan Robinson, Kaldor, Pasinetti), aan de beruchte kapitaalcontroverse van de jaren ‘60, die de neoklassieke productie- en distributietheorie ernstig heeft ondermijnd, enzovoort. De lezer wordt aldus in het ongewisse gelaten over de herleving der marxistische economische theoriebeoefening op de universiteiten en onderzoekscentra, en van de inzichten en resultaten hiervan.


Het tweede deel van de “Traité” behandelt in de eerste plaats de theorie van het monopoliekapitalisme en het imperialisme. Mandel steunt zich daarbij in hoge mate op Lenin. Zijn visie van 1962 dienaangaande is evenwel door Het laatkapitalisme voorbijgestreefd. Daarnaast wordt in het tweede deel ook uitvoerig ingegaan op de analyse van de Sovjeteconomie en op de economische theorie van het socialisme en de overgangsperiode. Belangrijke elementen van Mandels analyse van de Sovjeteconomie – niet van zijn blauwdruk van de economie der overgangsperiode, die mijns inziens voorbijgestreefd is – zijn inmiddels, mits de nodige nuances en aanvullingen, overgenomen in de eurocommunistische visies op de economische en politieke stelsels in Oost-Europa. Sommige auteurs gaan zelfs veel verder dan Mandel in hun marxistische kritiek van het Sovjetsysteem.[8]

Met het tweede deel komen we bij onze meningsverschillen, die zich vnl. concentreren rond de kwestie der overheidsinterventie. Mandel stelt terecht dat deze interventie de tegenstellingen binnen het kapitalisme niet heeft opgeheven. Dit neemt evenwel niet weg dat het kapitalisme er een stuk complexer is mee geworden. Deze toegenomen complexiteit ingevolge de gewijzigde rol van de staat in het economisch leven, zet delen van oude vertrouwde marxistische uitgangspunten op de helling. Zo is het overheidsingrijpen in het economisch leven mee verantwoordelijk voor de gewijzigde rol van het staatsapparaat in de politieke en ideologische dominantie door de heersende klasse, zowel als voor fractievorming binnen de burgerij én de arbeidersklasse. De strijd om de macht vandaag en morgen binnen de economische, politieke en ideologische invloedssferen van het staatsapparaat is daarom meer dan ooit een element van klassenstrijd geworden. De verbinding van deze strijd met de concrete arbeidersstrijd – een verbinding die echter niet wordt gelegd door de sociaaldemocratie! – is wat mij betreft, de enige echte waarborg dat een democratisch socialisme in de toekomst haalbaar is en leefbaar zal zijn. De overheidsinterventie in het kapitalisme van vandaag, hoewel bedoeld om fundamentele contradicties binnen het kapitalisme te milderen zo niet op te heffen, herstelt, ja verscherpt, deze tegenstellingen op een ander en hoger vlak. De oude relaties tussen de “onderbouw” en de “bovenbouw” binnen het kapitalisme zijn erdoor in de war geschopt. Dat de burgerij zich daar bijzonder goed van bewust is, bewijst haar internationaal offensief tegen de overheidsinterventie in de economische sfeer vandaag. Zoals ik elders heb aangevoerd, is het voor mij echter duidelijk dat de huidige economisch crisis zal leiden tot een nieuwere en hogere vorm van overheidsinterventie in het economisch leven: productieve overheidsinvesteringen, contractuele planning, industrieel beleid...[9]

Mijn overige meningsverschillen met Mandel moeten niet nogmaals uit de doeken worden gedaan. De lezer verwijs ik daarvoor naar mijn bespreking van Het laatkapitalisme van Mandel.[10] Zij betreffen voornamelijk de grondig over het paard getilde marxistische theorie van de tendentieel dalende winstvoet en Mandels “marxistische” kwantiteitstheorie van het geld. Deze meningsverschillen – hoewel fundamenteel – beletten mij niet eenieder De economische theorie van het marxisme aan te prijzen. De historisch-feitelijke, eerder dan puur theoretische benadering (om niet te zeggen schematische benadering) van de voornaamste marxistische categorieën is een verademing na de dorre Sovjethandboeken. Het tweede deel is meer geaxeerd op de oude trotskistische theses. De theoretische inbreng van Kautsky, Lenin of Boecharin is nochtans aanzienlijk. Mandel plaatst zijn “Traité” daarmee in het verlengde van de indringende theoretische discussies over kolonialisme, imperialisme, overgangsmaatschappij, enzovoort, van het eerste kwart van deze eeuw. De Nederlandse vertaling van Mandels opus magnum zal voorvelen een inspiratiebron en vertrekpunt zijn, zoals ook de andere vertalingen telkens zijn geweest.

_______________
[1] L. MICHIELSEN, De kapitalistische economie vandaag, VMT. Eerste jaargang, nr. 1, maart 1966, p.52
[2] HEINIGER, HESS en ZIESCHANG. Marxistische economische theorie contra Mandel, VMT, zevende jaargang, nr. 3, september 1972, pp. 149-170
[3] E. MANDEL, Antwoord op het Vlaams Marxistisch Tijdschrift, De Internationale, eerste jaargang, nr. 3, april-mei-juni 1973, pp. 15-21
[4] Ibidem, p. 15. p. 20
[5] VMT, achtste jaargang, nr. 1, maart 1973. p. 4
[6] E. MANDEL, De economische theorie van het marxisme, Bussum, Het Wereldvenster, 1980. 2 delen
[7] Zie in dit verband ook: M. MORISHIMA en G. CATEPHORES, Is there an “Historical transformation problem?”, Economic Journal, Vol. 85, juni 1975, pp. 309-328. R.L. MEEK. Is there an historical transformation problem? A comment; Economic Journal, Vol 86, juni 1976. pp. 342-347. J. ROBINSON, Value before capitalism, Kyklos, Vol. 28, 1975, pp. 143-148
[8] S. STUURMAN. Het reëel bestaande en het noodzakelijke socialisme, Amsterdam, Van Gennep, 1979
[9] Zie bv. mijn artikel De Keynesiaanse overheidspolitiek in België gisteren en morgen, Tijdschrift voor Diplomatie, 1981
[10] L. CUYVERS, Mandels theorie van het laatkapitalisme, VMT, twaalfde jaargang, nr. 4, pp. 111-122