Louis C. Fraina

Internationaal Secretaris van de Communistische Partij van Amerika

De contrarevolutie in Duitsland


Geschreven: 28 maart 1920?
Bron: De Nieuwe Tijd, 25e jaargang, 1920 - Via: kb.nl
Vertaling: onbekend
Deze versie: matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Massastaking, partij en vakbonden
Algemene werkstaking en sociaaldemocratie
De opvatting van Rosa Luxemburg over de massastaking
De werkstaking
De staking
De algemene werkstaking

Berlijn, 28 maart.

De Ebert-Noske-Bauer regering, ditmaal zonder Noske en Bauer, is weer aan het bewind. Nog zijn de straten een warboel van prikkeldraadversperringen, die door de contrarevolutionaire troepen tegen de regering werden opgericht, en die nu door haar worden gebruikt tegen de revolutionaire massa. Regeringstroepen, gewapend met geweren, bajonetten en handgranaten, patrouilleren in de straten, gereed om de arbeiders neer te schieten (een menigte hunner zijn reeds neergeschoten ) – het zijn dezelfde troepen die geen enkel schot gelost hebben om de Stad te verdedigen tegen de contrarevolutionaire invasie van Lüttwitz-Kapp. De oude apathie overheerst weer in de straten van Berlijn – de koude, hopeloze apathie, die ieder opmerker in Duitsland onmiddellijk opvalt. In de wijken van de “grote wereld”; in Unter de Linden en de Friedrichstrasse, gaat de dolle jacht van vreselijke vrolijkheid weer zijn oude gang; terwijl in de proletariërswijken een sombere wrok overheerst, getemperd door een gedeeltelijk voorvoelen van nieuwe strijd.

Voor vijf dagen leek het alsof deze nieuwe strijd onmiddellijk zou kunnen losbreken. Het Berlijnse proletariaat was nog in staking, niettegenstaande de Ebert-regering en de vakverenigingbureaucraten reeds order gegeven hadden de staking op te heffen. In de ene stad na de andere, benutten de arbeiders de crisis om de macht aan zich te trekken, en gaven zodoende aan de staking een uitbreiding ver buiten de grenzen van een staking ter verdediging van de regering. In Westfalen en het Rijnland, en in de mijndistricten van de Roer, was de arbeidersklasse, hoewel er nog geen algehele helderheid heerste wat betreft middelen en doel, absoluut de baas, maakte zich meester van de regeringsmacht en organiseerde een actief Rood Leger van 30.000 man, met 50.000 reserve. Door oorzaken die later aangetoond zullen worden, behoren deze verwachtingen nu tot het verleden; de regering bereidt een offensief voor tegen het Rode Leger, dat gedwongen werd een wapenstilstand te sluiten; rampen en uitmoording wachten het Roergebied.

Dit zijn de niet te ontwijken feiten in de huidige stand van zaken: de Ebert-regering is aan het bewind, maar de militaire coup d’état is ten dele gelukt, aangezien de regering tot een compromis gedwongen werd, en zich meer naar rechts moest richten. De concessies, of liever beloften van concessies door de regering aan de massa’s gedaan, worden weer ingetrokken, de geïnteresseerden die achter de coup d’état staan, verkrijgen concessies ten nadele van het proletariaat, dat in opstand kwam om de regering te verdedigen; de regering wordt gedwongen meer dan ooit te vertrouwen op de militaire macht; en het kabinet wordt gereconstrueerd in overeenstemming met de politiek van rechts en niet met de eisen van links. Het voorstel van de Onafhankelijke Socialistische Partij, voor een “Socialistische regering” (een coalitiekabinet van Onafhankelijken en sociaaldemocraten) is met verachting verworpen en gevolgd door een nieuwe terreur; de bourgeois-socialistische regering gesteld voor de keuze tussen proletariaat en reactie, kiest wederom de reactie.

De revolutionaire crisis die door de militaire coup werd veroorzaakt en die de definitieve worsteling om de macht mogelijk maakte, wordt nu veranderd in een parlementaire kabinetscrisis, waarvan de Onafhankelijke Socialistische Partij gebruik maakt om kabinetsconcessies te verkrijgen en parlementaire macht. De houding der Onafhankelijken gedurende de gehele crisis is niet gericht geweest op een grijpen van de macht door de revolutionairen, maar op (1) de reconstructie van het kabinet op “socialistische” basis en (2) op de komende verkiezingen, waar zij de meerderheidspartij hopen te vormen; de Communistische Partij van Duitsland (vertegenwoordigd door de Reichs-Zentrale) draagt bij tot het veranderen van de revolutionaire crisis in een parlementaire, daar zij niet tegen de omstandigheden opgewassen blijkt en de Onafhankelijken op misdadig opportunistische wijze aanmoedigt in hun voorstel voor een socialistische regering.

En de massa? In de massa heerst onrust, zij voelt zich verslagen en verraden; en toch zou het kunnen zijn dat zij, door de druk der gebeurtenissen, een nieuwe strijd begint en de weifelaars en gematigden dwingt de revolutionaire actie te aanvaarden.

1. De ineenstorting der democratie

De Ebert-Bauer-Noske regering droeg de directe verantwoordelijkheid voor de militaire coup d’état. De aanslag geschiedde door troepen die kortelings waren teruggekeerd uit de Baltische provincies, waar met toestemming van de regering een concentratie der meest reactionaire troepen van het oude Duitse leger had plaats gehad, met het oog op de revolutie en tegen Sovjet-Rusland – welke troepen, met medeweten van de socialistische regering, in het geheim kolonel Avaloff-Bermondt geholpen hebben in zijn contrarevolutionaire campagne tegen Petrograd. De aanslag was gedurende vele maanden beraamd geworden en openlijk voorbereid; toch deed de regering niets. Op 11 maart had generaal von Lüttwitz een bespreking met President Ebert en gaf hij een ultimatum uit, maar von Lüttwitz werd niet gearresteerd, terwijl Noske, daadwerkelijk of oogluikend, de reactionaire troepen toestond hun aanslag voor te bereiden. Laat op de avond van 12 maart publiceerde Noske een verklaring dat de vrees in linkse kringen voor een militaire aanslag ongegrond was – zes of zeven uur later marcheerden 10.000 man Berlijn binnen met militaire muziek en onder het gejuich der menigte; geen schot is er door de regeringstroepen gelost om de stad te verdedigen, terwijl de regering zelf vluchtte in een auto...

Niet de minste kracht van verzet was er bij de regering, geen tegenstand in de democratie of in het parlementaire regime. Zo agressief en meedogenloos als zij was opgetreden tegen de proletarische revolutie – zo zwak was de regering tegenover de contrarevolutie. De democratie en de regering waren gedwongen om te vertrouwen op de meest reactionaire machten, op het militarisme van het oude regime. De democratie en de regering traden niet vastberaden tegen de militairen op, daar een bestrijding of verzwakking van militaire elementen een verzwakking tevens van hun eigen machtsbasis zou betekenen; daarom liet de regering werkeloos de preparatieven voor de aanslag toe. Een revolutionaire regering zou het dreigement van von Lüttwitz om naar Berlijn te marcheren, beantwoord hebben door het gewapende proletariaat te mobiliseren en overal de reactionairen gevangen te nemen door een massaterreur tegen de reactie der bourgeoisjonkers; maar de bourgeois-socialistische regering had het proletariaat ontwapend, terwijl bovendien agressieve maatregelen tegen de reactie een open breuk met de rechtsen zou hebben betekend, en de ineenstorting van de regering onder de druk van Rechts en Links. In een vergadering van de Nationale Vergadering op 18 maart, zei de socialistische kanselier Bauer: “Na rijp beraad besloot de regering zich niet te begeven in een bloedige strijd met de Kapp-opstandelingen en daarom Berlijn te verlaten, om zo geweldmaatregelen te vermijden”. (Tegen de communisten is er nooit sprake van geweest “geweld te vermijden”!) Dit alles echter zijn ellendige dubbelzinnigheden. De regering beschikte in Berlijn alleen over 30.000 soldaten en 50.000 gewapende burgers, en over een 300.000 in geheel Duitsland; en toch ontweek de regering een strijd met 10.000 man contrarevolutionairen. Waarom? Omdat de regering wist dat haar troepen, waarop zij vertrouwen kon voor het onderdrukken van communistische opstanden, absoluut onbetrouwbaar waren als een wapen tegen een reactionaire opstand. Bovendien zou een openlijk militair gevecht de regering dwingen het proletariaat te bewapenen, wat de macht van de proletarische revolutie zou ontwikkelen. Daarom gaf de regering er de voorkeur aan te wijken en een compromis te sluiten; geen enkel moment was de bedreiging van een proletarische revolutie uit de gedachte van de socialistische Ebert-Noske-Bauer regering. Liever concessies naar rechts, dan toe te laten dat het revolutionaire proletariaat zegevierde!

De democratie en het parlementaire regime, die verwelkomd waren als de definitieve symbolen der revolutie en de weg tot het socialisme, vielen in stukken. De democratie? Dat was, in de personen van de regering, het vluchten naar Dresden per auto, en het uitvaardigen van daar uit van proclamaties over wet en orde, het recht en de constitutie, – op een moment toen het ging om macht tegen macht. Het parlement, de Nationale Vergadering? Dat werd uiteengejaagd als kaf voor de wind, door de bajonetten van de Lüttwitz troepen. De Rijksdag, waar de vergadering bijeenkwam, even indrukwekkend leeg en machteloos nu als de democratie zelf, werd bewaakt door drie soldaten, terwijl kinderen speelden op de trappen die erheen leiden – een toepasselijk gedenkteken voor Karl Kautsky...

De Nationale Vergadering ging uiteen, vaardigde een manifest uit tegen de staatsgreep, sprak van democratie en recht, van de wetende constitutie, besloot te Stuttgart bijeen te komen – en oefende zo goed als geen invloed uit op de loop der gebeurtenissen. De Nationale Vergadering, die op 13 januari met instemming de slachting onder de arbeiders aangezien had, was nu niet bij machte de morele of fysieke energie te verzamelen om de contrarevolutie te weerstaan.

De vertegenwoordigers van de kleinzielige bourgeoisdemocratie slingerden bedreigingen naar de militaire opstandelingen, maar de democratie zelf was apathisch. Zelfs daar waar zij vijandig gezind was, had de democratie geen eigen middelen om tegen de contrarevolutie op te treden. Bovendien betekende een besliste actie tegen de contrarevolutionaire troepen voor deze democratie het verhaasten van een strijd in de boezem van de militaire krachten der natie, een opbreken dus van de macht waaraan de democratie haar overwicht dankte. De laffe bourgeoisdemocratie aanvaardde dus een politiek van “waakzaam afwachten” en van “neutraliteit”, waardoor onder de gegeven omstandigheden de contrarevolutie geholpen werd, – de democratie verdedigde zich niet tegen Rechts, waarmee zij had kunnen samengaan; zij maakte zich intussen klaar om zich te handhaven tegenover de Linksen, waarmee noch een samengaan noch een compromis mogelijk was. Het zou onaangenaam zijn wanneer de militaire reactie zou zegevieren, maar dan kon er altijd nog een bevredigende overeenkomst gevonden worden.

Dit was dus het gevolg van het socialisme van de Sociaal-Democratische partij, dat het de democratie aanprees als het middel om tot socialisme te komen terwijl het intussen aan de kapitalistische jonkers de gelegenheid gaf zich te ontwikkelen en de overhand te krijgen, waardoor direct de komst van de militaire contrarevolutie werd bevorderd.

En na 15 maanden van moord tegen het proletariaat en het socialisme waren de regering en de Sociaal-Democratische Partij gedwongen om de hulp in te roepen van het proletariaat en het socialisme, tegen de eigen schepping, de militaire contrarevolutie.

2. Ontwikkeling van de crisis

Toen zij hun toevlucht namen tot de algemene staking waren de regering en de Sociaal-Democratische Partij zich volkomen bewust van het feit dat de staking zich zou kunnen ontwikkelen ver buiten de grenzen die er aan gesteld waren, als aan een staking ter verdediging van de democratie en van de regering. Maar de regering was evenzeer overtuigd dat zij kon vertrouwen op de militairen in geval de algemene staking een revolutionair karakter zou aannemen; en bovendien heeft de regering tegelijk met de oproep voor de algemene staking, uitgevaardigd in naam van Ebert, Bauer, Noske, Müller en David (Noske ontkende achteraf dat hij ondertekende) maatregelen voorbereid om te voorkomen dat de algemene staking revolutionair zou worden. In het Roergebied bijvoorbeeld, dat revolutionair was en in staat van beleg, werd de staking bewust beperkt en brak de algemene staking – eerst uit op 17 maart, toen de strijd niet langer ging tegen de militaire staatsgreep, maar tegen de bourgeois-socialistische regering.

Het aannemen van de algemene staking was voor de regering trouwens niet meer dan het wettigen van een voldongen feit, daar de massa’s onafhankelijk handelden van de regering.

Op zaterdag 13 maart werd in Berlijn de algemene staking uitgeroepen door de vakverenigingen, de Sociaal-Democratische Partij en de Onafhankelijke Socialistische Partij. Alle drie de proclamaties stemden overeen in de hoofdzaken: staking tegen de staatsgreep, ter verdediging van de democratie. De Onafhankelijken goochelden met revolutionaire frasen op de hun eigen manier maar stelden geen bepaalde revolutionaire maatregelen voor, terwijl de vakverenigingen spraken van de “wettige regering” die bedreigd werd door de staatsgreep, over het gevaar als de reactie weer aan de macht zou komen in de Staat en de fabrieken, over het gevaar dat de republiek dreigde.

Nergens een duidelijke oproep tot revolutionaire actie, zelfs niet van de Communistische Partij, die zich de zaterdag tegen de staking verklaarde, “omdat de militaire staatsgreep en de regering identiek waren”.

Het proletariaat reageerde onmiddellijk en volkomen op de algemene staking; in Berlijn nam de strijd onmiddellijk het karakter aan van een proletarische strijd tegen de militair-burgerlijke reactie.

De toestand in Berlijn was zeer tekenend voor de algemene toestand in Duitsland. De ineenstorting van de regering was volkomen; nergens een spoor van haar autoriteit of van weerstand... De heer Kapp bewoonde de Kanselarij, terwijl generaal von Lüttwitz zich installeerde in het ministerie van Oorlog, vanwaar kameraad Noske zijn doodvonnissen tegen het communistische proletariaat had uitgevaardigd. Dit regeringsdistrict, dat nu een fort is van prikkeldraadversperringen, machinegeweren en artillerie, komt uit op de Tiergarten, waar 15 maanden geleden Karl Liebknecht het proletariaat aandreef tot de revolutie, terwijl drie straten verder het kanaal stroomt, waarin de moordenaars van de socialistische regering het verminkte lichaam van Rosa Luxemburg hebben geworpen... Het nationale leger heeft zich of teruggetrokken in zijn kazernes, of zich verbroederd met de contrarevolutionaire troepen. De Noske-garden, die de dag tevoren nog brutaal actief in alle straten van Berlijn huishielden, verborgen zich nu, om eerst weer te voorschijn te komen toen de strijd tegen de revolutionaire massa’s begon. De Einwohnerwehr (letterlijk burgerwacht, burgerlijke Witte Garde) vaardigde een proclamatie van neutraliteit uit (neutraliteit onder deze omstandigheden wilde zeggen steun aan de contrarevolutie), terwijl zij de nadruk legde op haar bereidwilligheid om op te treden tegen “plunderaars”, d.w.z. tegen het proletariaat; en zij kwam in actie toen de algemene staking de “wet en de orde” begon te bedreigen en de strijd tegen de regering zich ontwikkelde.

Tegen deze openlijke en heimelijke machten der contrarevolutie stond het proletariaat met de algemene staking alleen. Hier bleek, helder en in het oog springend, dat de arbeidende klasse alleen tegenover alle anderen stond. Er was een volkomen verlamming van de industrie, van alle publieke activiteit; de stad scheen onder de zware druk van een reusachtige ijsmassa. De Kapp-Lüttwitz regering was geïsoleerd, haar troepen hielden de straten bezet, maar het proletariaat sloot de fabrieken, deed het tram en treinverkeer stopzetten en hield de stad ’s nachts in het donker. De Kapp-Lüttwitz dictatuur vaardigde ontelbare proclamaties uit, over recht en constitutie, brood en vrijheid, maar het ijzeren antwoord van het proletariaat was als een spot. De Kapp-Lüttwitz dictatuur noemde zich de “Regering van de Arbeid”, maar er was geen arbeid. De Kapp-Lüttwitz dictatuur vaardigde dreigementen uit tegen de winstmakers, maar hierdoor werden de winstmakers niet verontrust, wel door de algemene staking. De Kapp-Lüttwitz dictatuur stelde de doodstraf in voor stakers en stakingsleiders, maar de algemene staking duurde onherroepelijk voort. Alle autoriteit van de regering, “wettige” zowel als “onwettige”, was een mythe geworden vergeleken bij de werkelijkheid en de macht van de algemene staking.

De strijd van het proletariaat in Berlijn was, objectief gezien, een revolutionaire strijd. Alleen in objectieve betekenis, ongelukkigerwijze. Het proletariaat was ongewapend, terwijl zijn vertegenwoordigers noch van revolutionair initiatief, noch van politieke capaciteit enig blijk gaven. De voornaamste taak was het proletariaat op te roepen en de maatregelen te nemen voor de bewapening van het proletariaat: er werd geen oproep gepubliceerd, noch werden er maatregelen genomen gedurende de eerste vier dagen van de algemene staking – de beslissende periode, waarin de basis voor alle verdere actie had moeten gelegd worden.

Op andere plaatsen echter vlamde de revolutionaire strijd op. Daar waar de arbeiders gewapend waren, begonnen zij een strijd om de macht en maakten zich er meester van. In andere plaatsen ontwapenden zij de troepen, als een voorbereiding voor de strijd om de macht. In stad na stad werd de sovjetrepubliek uitgeroepen, terwijl in het Roergebied een reusachtige revolutionaire strijd dreigde. Voor deze arbeiders was de militaire staatsgreep een oproep tot de daad, de gelegenheid om zich van de macht meester te maken. Het was de elementaire daad van de massa’s die zich baan brak, ondanks alle gevaren, ondanks de gematigden in de partij en de voorstanders van een compromis. Deze ontwikkelingsgang was een bewijs dat zowel de reactie als de revolutie het Duitse proletariaat volkomen onderschat hadden; de reactie, zijn vermogen om een militaire dictatuur te weerstaan, de revolutie, zijn wil om de strijd voor de macht aan te binden.

De bedreiging van het bolsjewisme, die door de Kapp-Lüttwitz dictatuur in de eerste proclamatie reeds was voorgesteld als een schrikbeeld, dreigde nu in werkelijkheid. De strijd tussen de regering en de staatsgreep vol te houden, wilde zeggen, de voorwaarde te scheppen voor de revolutionaire verovering van de macht door het proletariaat. Nu waren nodig overeenstemming en compromis, eenheid tegen de revolutie. Het gevaar was hoogst reëel. Hindenburg wendde zich tot Kapp-Lüttwitz om hem te bewegen zich uit Berlijn terug te trekken, en tot de regering om een compromis en overeenstemming te verkrijgen. Nu werd de krijgslist van de bourgeois-socialistische regering duidelijk, door de beslissende militaire strijd tegen de staatsgreep te ontwijken, werd hun de gelegenheid geschonken voor een overeenkomst en eenheid tegen de revolutie. De gelegenheid werd onmiddellijk aangegrepen.

Het is een feit, hoe vaak het ook ontkend wordt, dat de regering onderhandelde met de dictatuur Kapp-Lüttwitz. Op woensdag leidden deze onderhandelingen tot een overeenkomst. Op maandag annonceerde de Kapp-Lüttwitz dictatuur de onderhandelingen en stelde haar voorwaarden op: “Binnen twee maanden verkiezingen voor de Rijksdag en de Pruisische Landdag; verkiezing van een nieuwe president, verzoek aan de vroegere president om tot de verkiezingen zijn ambt te blijven waarnemen.” Deze verklaring werd verworpen door de regering en de Nationale Vergadering; maar twee dagen later werd de overeenkomst gesloten, feitelijk op de condities door Kapp-Lüttwitz gesteld. Op woensdag maakte de Kapp-Lüttwitz dictatuur bekend dat haar zending volbracht was, dat de oude regering toegestemd had in (1) het houden van verkiezingen binnen twee maanden en (2) de verkiezing van een president door directe volksstemming, dat zij zich dus terugtrok. Hiermee had zij nog wel niet haar gehele program verwezenlijkt, maar het was een gedeeltelijke overwinning; bovendien vertrokken de Kapp-Lüttwitz troepen uit Berlijn met alle oorlogspraal en met militaire muziek, bijgestaan door de regeringstroepen, met bovendien nog een enorme voorraad aan buitgemaakte munitie. Een proclamatie kenschetst de overeenkomst op deze wijze: “Na lange onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de regeringspartijen en de vertegenwoordigers van de beide rechtse partijen (die beide de Kapp-Lüttwitz dictatuur erkenden), voornamelijk tussen de afgevaardigden Trimborn, Südekum, Gothein, Streseman en Hergt, is men tot de volgende overeenkomst gekomen: de afgevaardigden der meerderheidspartijen zullen verkiezingen voor de Nationale Vergadering bepleiten, niet later dan in juni te houden; de president zal door het volk gekozen worden; de Nationale Vergadering zal in de naaste toekomst een wijziging ondergaan: de regeringszaken in Berlijn zullen door de vicekanselier Schiffer waargenomen worden.” Om 12:15 donderdagmorgen, vaardigde Schiffer een proclamatie uit in naam der regering die de benoeming van generaal Seeckt behelsde, en een oproep tot herstel der economische en politieke werkzaamheden. (Een gemeenschappelijke proclamatie van Schiffer en Hirsch (sociaaldemocraat), in naam van de nationale en Pruisische regeringen, verklaarde de beschuldiging dat het nationale leger en de Veiligheidsweer (Noske) geen weerstand aan de staatsgreep geboden zouden hebben, voor onjuist, en bevatte dit heerlijke stukje: “Het is niet algemeen bekend dat in de nacht van vrijdag op zaterdag, (maart 12-13) de troepen op hun post gereed stonden om de regering te verdedigen; om de bezwaarlijke omstandigheden van in de nacht te vechten echter, werden zij, voor het oprukken der rebellen, naar de kazernes terug gecommandeerd!”)

Tegelijk met de beëindiging van het compromis, gaven de regering en de burgerlijke partijen het wachtwoord uit: “Terug naar het werk”. De verlamming van de economische activiteit en de bedreiging van het bolsjewisme, werkten samen om tot een compromis te dwingen. Maar het proletariaat van Berlijn verwierp de oproep om de staking te beëindigen, en de vakverenigingen en de Sociaal-Democratische Partij zagen zich genoodzaakt de voortgang der staking te bevelen, tegen het compromis in.

De algemene staking was nu, wat impuls en stemming der massa’s betreft, een staking tegen de regering. Maar wat betreft de bewuste richting, die er aan gegeven werd door de vakverenigingbureaucratie en de SDP, was de staking tegen het Compromis van de regering, met opzettelijke, of domme ontwijking van de eigenlijke kwestie, in zoverre dat het compromis niet zozeer gelegen was in de formele overeenkomst, maar voortkwam uit de heersende toestand zelf: de regering zou de formele overeenkomst kunnen negeren, maar zou onvermijdelijk gedwongen zijn een compromis te sluiten, zoals dan ook werkelijk geschiedde.

Het compromis, gesloten tussen de regering en de militaire staatsgreep, terwijl de massa’s volhardden in de algemene staking, die nu feitelijk een staking tegen de regering geworden was – deze staat van zaken tekent des te sterker de ingeboren aard van de crisis, een ontwikkelen van de voorwaarden en scheppen van de gelegenheid, voor de definitieve communistische strijd om de macht.

Het was voor allen duidelijk dat het voortduren van de algemene staking de bedreiging der proletarische revolutie inhield. Donderdag en vrijdag gedroegen de burgers van Berlijn zich alsof zij in dodelijke angst verkeerden; de woorden Spartacus, arbeiders, Onafhankelijken, waren op aller lippen en vormden het punt van bespreking in elke groep. ’s Avonds werden de winkels en hotels met luiken gesloten, doodsangst heerste in Berlijn. De regeringstroepen hadden nu de versterkingen bezet, die door de Kapp-Lüttwitz troepen waren opgeworpen, en nieuwe verschansingen werden gemaakt. Herhaaldelijk waren er opstootjes, daar de regeringstroepen bij de geringste aanleiding van hun geweren en machinegeweren gebruik maakten: in drie dagen werden er meer mensen neergeschoten door de regeringstroepen dan in de vijf dagen van de Kapp-Lüttwitz dictatuur. In het proletariaat kwam een nieuwe energie tot uiting, een steeds groeiende bewustheid van uitgebreider middelen en groter doel. Maar de algemene staking leidde niet tot de revolutie; en het waren niet de massa’s die niet klaar waren, maar de vertegenwoordigers van de massa’s...

Nooit was de beperktheid van het middel: de algemene staking, op zichzelf duidelijker te voorschijn getreden dan te Berlijn. De staking was volkomen; gedurende acht dagen werkte er geen enkele fabriek, reed er geen wagen. En toch, niettegenstaande dit alles, werd de staking gebroken en verliep, na enige onbevredigende concessies van de zijde der regering...

Er zijn zes aspecten in de revolutionaire opvatting van de algemene staking:

1. Een algemene staking moet, om volkomen te zijn, de gehele arbeidende klasse omvatten; maar hoewel er van deze tijdelijke eenheid inspiratie uitgaat, is zij toch bedrieglijk, daar niet alle groepen van de arbeidende klasse in een onverzoenlijke oppositie tegenover het kapitalisme staan (beambten, de aristocratie van de arbeid, de vakverenigingbureaucratie). De tijdelijke eenheid van fundamenteel niet te verzoenen elementen in een algemene staking, betekent dat op een gegeven ogenblik deze elementen zich zullen afscheiden en de staking breken. Het is dus nodig om geheel onafhankelijk de potentieel revolutionaire krachten, het industriële proletariaat, de ongeschoolde arbeiders, te mobiliseren.

2. Ontelbaar zijn de beperkingen van het middel: de algemene staking op zichzelf; tenzij de staking ophoudt staking te zijn, moet zij breken en uiteenvallen, daar een algemene staking veel zwaarder drukt op het proletariaat dan op de bourgeoisie – de bourgeoisie bijvoorbeeld, kan zich veel gemakkelijker voeden dan het proletariaat.

3. Een algemene staking moet dus ophouden een staking te zijn, zij moet revolutie worden, moet zich mobiliseren, om zich van de politieke macht meester te maken.

4. Het grijpen van de macht sluit in een breken van de militaire macht van de burgerlijke staat; het is dus nodig het proletariaat te wapenen.

5. Het uiterste resultaat dat door een algemene staking te bereiken is, is het scheppen van een tijdelijke economische en politieke demoralisatie, waardoor in de oude orde van zaken een breuk komt, zodat het proletariaat zich baan kan breken bij zijn verovering van de macht, terwijl zijn zedelijke en fysieke energie, geestdrift en massa-bewustheid door de algemene staking worden opgewekt.

6. Een algemene staking kan een revolutie worden. Maar dan moet er een bekwame revolutionaire leiding zijn, om in den beginne de morele en fysieke maatregelen te formuleren, die de basis van actie vormen wanneer de algemene staking de voorwaarden voor de revolutie tot ontwikkeling brengt.

Aan geen van deze voorwaarden was voldaan. De vrees der bourgeoisie verkeerde in een tevreden glimlach. Het verraad der gematigden en de onbekwaamheid van de revolutionairen beletten dat de algemene staking tot revolutie werd...

Maar zo de staking voortduurde zou er gevaar zijn voor een complete economische chaos en voor een grotere revolutionaire kracht. Daarom kwam de regering tot een nieuw compromis; zij negeerde de intermediaire regering en vestigde zich in Berlijn. De vakverenigingen confereerden met de regering; men kwam tot een compromis (dat twee dagen later door de regering werd verworpen) en twee uur na deze conferentie gaven Legien en andere reactionaire vakverenigingbureaucraten een order uit tot beëindiging der staking (de conferentie eindigde om 5 uur zaterdagmorgen en om 7:05 werd de proclamatie uitgevaardigd, waarbij de staking werd afgelast). Op dezelfde dag pleitte ook de Onafhankelijke Socialistische Partij (bij monde van Crispien in de “Freiheit”) voor het beëindigen der algemene staking. De toestand op zaterdag laat zich als volgt resumeren:

1. De vakverenigingbureaucratie, gematigd en verraderlijk als zij is, en zelve even bang voor een revolutie als de regering, brak de algemene staking. Deze bureaucratie, die in hart en nieren kleinburgerlijk is, verlangde naar “rust”. De voorwaarden der vakbonden waren gematigd, vaag en algemeen, open voor gemakkelijke “interpretatie” en herroeping; onmiddellijke ontwapening en straf voor deelnemers aan de militaire staatsgreep; zuivering van de regering van reactionaire elementen; nieuwe wetten van gelijkheid voor arbeiders en ambtenaren; onmiddellijke socialisatie van de industrieën die daarvoor rijp waren (iets waarvoor de gematigden nu reeds meer dan een jaar ijveren); drastische maatregelen tegen de winstmakers, zo nodig door onteigening. Twee interessante voorwaarden waren: 1) Vertegenwoordigers van de regeringspartijen zullen verdedigen het recht der arbeidersorganisaties om deel te nemen aan de reconstructie der regering, de vakbonden zullen daarbij een beslissende invloed hebben. 2) Ontbinding van alle reactionaire militaire instellingen die tegen de constitutie gehandeld hebben, en die vervangen zullen worden door republikeinen, voornamelijk uit de kringen der arbeiders, beambten en werknemers, zonder dat een enkel beroep wordt uitgezonderd. Schitterende ontduiking van het machtsprobleem! Alsof zelfs deze gematigde voorwaarden verzekerd konden worden door compromis-overeenkomsten en concessies op papier, in plaats van door de verovering van de macht!

2. De Onafhankelijke Socialistische Partij stemde er in toe de algemene staking te beëindigen, en deed onderwijl een beroep op de regering om het proletariaat te bewapenen – alsof de regering zichzelf de hals zou afsnijden! Zij stelde nog andere eisen, die óf neerkwamen op een ellendig compromis, óf onvervulbaar waren zonder verovering van de macht. Maar wat het meest karakteristieke van alles was, en het aller miserabelste, de Onafhankelijke Socialistische Partij vaardigde een oproep uit voor een “Socialistische Regering” – de uitsluiting van de burgerlijke partijen uit het kabinet, dat voortaan zou bestaan uit sociaaldemocraten, Onafhankelijken, en vertegenwoordigers der vakverenigingen. Dat was het laatste, het compromis aller compromissen,- coalitie met de moordenaars van het proletariaat en de revolutie, als een middel tot bevordering van revolutie en van de belangen van het proletariaat.

3. De linkervleugel der Onafhankelijken en de Communistische Partij verwierpen de oproep tot beëindiging der algemene staking. Waarom met de algemene staking door te gaan? Tegen het compromis der regering met Kapp-Lüttwitz? Maar dat compromis bestond in de objectieve feiten van de toestand, niet in enige formele overeenkomst. Tegen de regering? Maar dat betekende de revolutionaire strijd om de macht. Noch de Communistische Partij, noch de Linkse Onafhankelijken waren echter klaar voor deze strijd: de Linkse Onafhankelijken om hun samengaan met de Onafhankelijke Socialistische Partij, de Communistische Partij omdat, naar zij beweerde het proletariaat niet klaar was voor de verovering van de macht. Geen enkele besliste oproep tot revolutionaire actie, noch een definitief revolutionair program werd uitgevaardigd. Hoe miserabel de gehele toestand was, bleek bovendien uit het feit dat zowel de Linkse Onafhankelijken als de Communistische Partij toestemden in het voorstel van de Onafhankelijke Socialistische Partij voor een “Socialistische regering”. De Links Onafhankelijken aanvaardden het voorstel vol geestdrift, bereid als zij waren om deel te nemen aan een zodanige regering; de Communistische Partij verklaarde, door middel van haar Reichs Zentrale, dat zij slechts “loyale oppositie” zou voeren tegen zulk een regering – met welke verklaring de Onafhankelijken volkomen tevreden waren en die zij uitlegden als een goedkeuring. Dit was de laatste en de ergste van een reeks fouten: het was de volkomen vernietiging van enig uitzicht op revolutionaire actie, als gevolg van de algemene staking.

Verraden door de SDP en de vakverenigingbureaucratie, en zonder de aansporing van een revolutionaire leiding en inspiratie, was de algemene staking op het punt ineen te vallen. De niet proletarische elementen in de arbeidersklasse stemden onmiddellijk in met de order tot beëindiging der staking; grote massa’s van het proletariaat echter verwierpen haar. Op zaterdag en zondag, toen de vertegenwoordigers der massa’s aarzelden en tot een compromis kwamen, waren de massa’s zelf wederom geneigd tot actie. De oproep tot het vormen van sovjets had misschien weerklank kunnen vinden; maar terwijl de Communistische Partij deze oproep uitvaardigde, kwam er van de zijde der Linkse Onafhankelijken een oproep voor de verkiezing van revolutionaire bedrijfsraden (fabrieksraden, economische sovjets); en de CP gaf aan deze oproep gehoor. De Communistische Partij, vertegenwoordigd in de Reichs Zentrale, stond hier voor de gevolgen van haar onbekwaamheid: nu kon zij de vereiste revolutionaire wachtwoorden uitgeven, maar deze zouden geen weerklank vinden, daar de Communistische Partij noch de morele energie, noch het revolutionaire enthousiasme bij de massa had ontwikkeld, en deze revolutionaire wachtwoorden nu werden geschonden door de compromissen der Zentrale met de Onafhankelijken. Nu was het ongetwijfeld te laat voor een onmiddellijke en zegevierende strijd voor de verovering van de macht; maar de CP was het aan zichzelf en aan de revolutie verschuldigd, vrij te blijven van compromissen en die maatregelen en actie te formuleren die er op berekend waren de morele reserves voor toekomstige actie te ontwikkelen...

Op maandag kwamen de afgevaardigden van de revolutionaire Betriebsräte, welke de dag tevoren gekozen waren, tezamen in de Algemene Vergadering. Een groot deel der arbeiders was naar het werk teruggekeerd, maar zeer velen staakten nog; de Vergadering der Bedrijfsraden zelf vertegenwoordigde 500.000 arbeiders. De vergadering, waar de Onafhankelijken de boventoon voerden, besloot de algemene staking te “onderbreken”; de communisten pleitten voor een voortzetting der staking, maar de Onafhankelijken behielden de overhand. Het “onderbreken” van een algemene staking hangt, als tactiek, van de omstandigheden af. Een staking “onderbreken” is gewoonlijk een dekken van de nederlaag, tenzij het middel wordt aangewend op een moment wanneer de staking op het hoogtepunt van haar macht is, maar de omstandigheden een overwinning onmogelijk maken, zodat er een tijdperk voor nieuwe voorbereidingen nodig wordt. Onder de omstandigheden van het ogenblik was deze manoeuvre tekenend voor de Onafhankelijken.

De CP was tegen deze “onderbreking” der algemene staking en terecht. Zelfs nu, gezien de algemene toestand en vooral de intense revolutionaire strijd in het Roergebied, zou een voortzetting der staking gedurende twee of drie dagen het kapitalisme en de staat gedesorganiseerd hebben, het had kunnen leiden tot een nieuwe strijd en was een aanmoediging geweest voor het proletariaat van het Roergebied.

Maar de algemene staking werd “onderbroken”. En het proletariaat van de Roer, dat een schitterende strijd voerde en aan alle kanten bedreigd werd, slingerde de brandende kreet van “Verraad!” naar de vertegenwoordigers van het proletariaat van Berlijn.

3. De contrarevolutionaire Onafhankelijken

Het is een onloochenbaar feit dat de Onafhankelijke Socialistische Partij grote en beslissende massa’s van het proletariaat achter zich heeft; het is even onloochenbaar dat deze macht gebruikt is tegen de revolutie.

De massa’s die door de Onafhankelijken beheerst worden, zijn veel meer revolutionair dan hun vertegenwoordigers; maar deze vertegenwoordigers zijn typisch kleinburgelijk: zij aarzelen en weifelen, zij zijn doodsbang voor het nemen van besluiten, zij zijn meesters waar het revolutionaire frasen, maar lafaards waar het daden betreft.

Dat de SDP contrarevolutionair is, hoeft geen betoog. Het is niet nodig hun bedrog en verraad naar voren te brengen. De Onafhankelijken behoren tot een andere categorie; zij zijn gevaarlijk, omdat zij niet open zijn; zij overbruggen de kloof tussen de revolutie en de reactie; zij zijn karakteristiek voor het centrum, de ergste vijand van de proletarische revolutie.

In de ontwikkeling van de revolutie in Duitsland zijn de Onafhankelijken een uitgesproken contrarevolutionaire factor geweest.

De Onafhankelijken handelden op de basis dat de Novemberrevolutie een burgerlijk-democratische revolutie was. De Onafhankelijken spraken van de proletarische revolutie, maar vermeden alle werkelijke problemen van de revolutionaire verovering van de macht.

De Onafhankelijken pleitten voor de bewapening van het proletariaat, maar volgden een politiek die de bewapening van de contrarevolutie bevorderde.

De Onafhankelijken “aanvaardden” de proletarische dictatuur, maar met zoveel voorbehoud, dat de dictatuur haar fundamentele revolutionaire karakter verloor; zij “brachten het in overeenstemming” met de democratie; zij aanvaardden sovjets, maar in de praktijk legden zij de nadruk op de parlementaire verovering van de macht, – doordat zij de sovjets tot een vraagstuk van parlementaire organisatieplannen maakten, in plaats van tot een kwestie van dynamische revolutionaire actie.

De Onafhankelijken riepen het proletariaat op tot de strijd, maar op het beslissende moment weifelden zij, sloten een compromis, trokken zich terug, waardoor zij het proletariaat demoraliseerden en zijn revolutionaire integriteit bedierven. De Onafhankelijken weifelden tussen de revolutie en de reactie; zij “waren voor” Sovjet-Rusland, terwijl zij Kautsky & co duldden, die de Russische Revolutie bespuwden; zij verlangden vurig naar beslissende gebeurtenissen, maar hadden toch liever nog burgerlijke rust. De Onafhankelijken hebben feitelijk nog niets geleerd, na 15 maanden van titanische gebeurtenissen, – behalve dat zij geleerd hebben de waarde van revolutionaire frasen voor hun parlementaire zaken te erkennen.

De crisis die door de staatsgreep van Kapp-Lüttwitz werd teweeggebracht, werd door de Onafhankelijken beschouwd als “een volgend stadium” van de revolutie; met de eeuwigheid voor zich, kan men ten slotte zo nog wel eens een revolutie tot stand brengen. Maar het alibi van de Onafhankelijken is louter uitvlucht. De zaak is niet of de Onafhankelijken dit als een volgend stadium of als het laatste stadium van de revolutie beschouwden, de zaak is of de Onafhankelijken de praktische revolutionaire maatregelen hebben genomen die door de toestand vereist werden. Wij willen aannemen dat dit niet het laatste stadium was van de strijd om de macht, maar het was in elk geval een revolutionaire crisis die revolutionaire maatregelen vereiste. In den beginne is er geen zeer scherp verschil tussen “een volgend stadium” en het laatste stadium. Beide vereisen zij algemene revolutionaire maatregelen en voor elk van beide geldt een zelfde wachtwoord: bewapening van het proletariaat; en dit wachtwoord hebben de Onafhankelijken niet gegeven. Evenmin hebben de Onafhankelijken maatregelen en een actie beraamd die dienen zou om de crisis te ontwikkelen; de eindstrijd om de macht komt niet eenvoudig voort uit de objectieve voorwaarden, maar uit de actie, de wil, en de bewustheid van de revolutionaire krachten. De misdaad der Onafhankelijken is niet alleen dat zij dit niet hebben beschouwd als het laatste stadium in de strijd om de macht, maar dat zij niet eens de nodige revolutionaire maatregelen hebben ontwikkeld die voor “een volgend stadium” der revolutie vereist werden. De Onafhankelijken werden gedreven door motieven van opportunistische politiek, niet van revolutionairen strijd. Zij gebruikten de massa-actie van het proletariaat niet om zich meester te maken van de macht, of om de reserves te ontwikkelen voor de verovering van de macht in de komende dagen, maar om deze actie zo te beëindigen dat het parlementaire prestige en de parlementaire macht ontwikkeld werden. De Onafhankelijken braken het revolutionaire front van het proletariaat.

Het voorstel van een “socialistische regering” was het logisch product van de politiek der Onafhankelijke Socialistische Partij, een kleinburgerlijke politiek van uitvluchten en compromissen. Het was een terugkeer tot de “socialistische coalitie” van november 1918, die een zo noodlottige factor in de revolutie vormde. In plaats van de revolutionaire verovering van de macht en de proletarische dictatuur, maakte het parlement en regering tot de focus voor het proletariaat. Het voorstel der Onafhankelijken veranderde wederom het machtsprobleem van de massastrijd in parlementaire discussie en een vergelijk.

En de Linkse Onafhankelijken? De Linkse Onafhankelijken, tenminste hun vertegenwoordigers, bleken onder de toetssteen van de actie Onafhankelijken te zijn. Zij kritiseren de rechtsen en het centrum, maar laten zich door hen domineren. Aarzelend werken zij samen met de communisten, maar zij laten hun contrarevolutionaire partij niet los. Zij verlangen vurig zich aan te sluiten bij de Communistische Internationale, maar zij durven de rechtse elementen niet uit te stoten, noch de partij te splitsen. Bovendien hebben de Linker Onafhankelijken toegestemd in het rechtse voorstel voor een “socialistische regering.” De Links Onafhankelijken zijn een gemakkelijk lokmiddel voor de partij om de revolutionaire massa’s aan te trekken en te verraden...

Gisteren hebben B., een vertegenwoordiger van de Communistische Internationale, J.T. Murphy van de SLP (Socialist Labor Party van Groot-Brittannië) en ikzelf een interview gehad met drie Links Onafhankelijken – William Herzog, uitgever van Das Forum, Otto Brass en Kurt Geyer, beiden leden van de Nationale Vergadering en van het Centrale Partijcomité. In alle fundamentele kwesties bleek hun identiteit met de partij.

Ik vroeg of de Onafhankelijken de crisis hadden opgevat als een volgend stadium in de ontwikkeling der revolutie, of als een begin van de laatst en strijd om de macht. Brass antwoordde: “De Onafhankelijke Partij beschouwde over het algemeen de crisis van den beginne af als niets dan een stap, een fase in de ontwikkeling van de Duitse revolutie, en niet als het laatste stadium in de strijd om de macht. Maar de linkervleugel was in de aanvang van mening dat dit de definitieve strijd om de macht was; toen de feiten zich echter ontwikkelden, moesten wij wel erkennen dat deze opvatting verkeerd was. Al wat wij kunnen doen, is onze positie voor het volgende treffen te versterken; hierdoor wordt tegelijkertijd de positie der partij versterkt. De KPD (Communistische Partij van Duitsland) deelt volkomen deze opvatting.”

Terwijl dit antwoord gegeven werd, viel Herzog in de rede, met het gerucht dat de Kapp-troepen Berlijn weer bezet hadden; en dit gerucht maakte een zodanige indruk op hen, dat zij gereed waren hun antwoord aangaande het definitieve stadium nog eens te overdenken – wel karakteristiek voor de kleinburgerlijke besluiteloze houding van de Links Onafhankelijken...

B. vroeg of het geen illusie was de staking te beëindigen in de verwachting dat de regering het proletariaat zou wapenen. “Wij geloven,” zei Geyer, “dat de bewapening van het proletariaat uitvoerbaar zou zijn voor een socialistische regering zoals wij die eisen.”

“Maar de kwestie is niet,” vervolgde B., “of de socialistische regering al of niet de arbeiders zou kunnen wapenen, maar hoe gijlieden de staking kon beëindigen en een zodanige concessie verwachten van de Bauerregering, die beheerst wordt door de militairen. Schept gij zo niet de illusie dat het mogelijk is het proletariaat te bewapenen, zonder eerst de macht van de bourgeoisie te breken?”

Geyer ontweek: “De toestand over het gehele land werd op dat moment ongelukkigerwijze niet geheel juist geschat, en dat de voorwaarde van de bewapening van het proletariaat, hoe verkeerd die ook was, werd aangenomen, was hoofdzakelijk te danken aan de invloed van één man: Crispien.” (Crispien is een rechts leider der Onafhankelijken.)

Ik vroeg of de deelneming aan een “socialistische regering” op dit ogenblik niet gelijk zou staan met de regeringscoalitie der Onafhankelijken met Ebert-Scheidemann in november 1918.

“Neen,” antwoordde Geyer, “dat staat niet gelijk. De toestand is nu anders. De partij is voor het grootste deel links-revolutionair geworden; en wij zullen onze meest revolutionaire elementen zenden naar zulk een regering, zodat wij de revolutionaire ontwikkeling der massa’s zullen bevorderen, niet tegenhouden. Bovendien zijn wij van plan in geen geval een coalitie te maken met Legien als kanselier; en met niets minder dan het ministerie van Oorlog zullen wij ons tevreden stellen.”

Murphy interrumpeert: “Weer een illusie!”

“Dit is een mogelijkheid van de dag van morgen” zegt Geyer. “De Onafhankelijke Partij is sedert november meer revolutionair geworden, daarom moet de partij voortgaan met de tactiek van november!...”

Helder zie ik nog voor mij de snoeverij van Geyer toen hij met groots gebaar Legien verwierp: en dan dat woord: – “alleen met het ministerie van Oorlog zullen wij ons tevreden stellen” – het was precies een uil, die een uitdaging roept naar de maan.

En dit zijn de heren die zich verbeelden dat zij aan de Communistische Internationale voorwaarden kunnen opleggen!

4. De KPD – gelegenheid en onbekwaamheid

De Communistische partij van Duitsland (KPD) kreeg een prachtige kans door de contrarevolutionaire crisis; maar zij bleek absoluut niet voor haar taak berekend te zijn.

Het gaat er niet om of er al of niet kans was op de verovering van de macht. De Reichs Zentrale van de KPD redeneert dat de revolutie een proces is en geen staatsgreep, “coup”. Juist. In iedere crisis moet dus onze tactiek in overeenstemming zijn met de revolutionaire eisen van het ogenblik, en zij moet er tevens op gericht zijn reserves te ontwikkelen voor de actie in de eindstrijd om de macht. In dit opzicht is de Reichs Zentrale op tragische wijze tekort geschoten; gedemoraliseerd kwam de partij uit de crisis te voorschijn en zij heeft geen nieuwe morele en revolutionaire kracht aan de massa’s gegeven.

De Reichs Zentrale der Communistische Partij, gezeteld te Berlijn, de beslissende factor in de toestand, blonk uit door een reeks van onherstelbare vergissingen.

De KPD was tegen de algemene staking (zaterdag 13 maart). Zij wilde geen algemene staking tegen de militaire staatsgreep, omdat die in de grond de Ebert-Bauer regering was, ontdaan van alle vermomming – een sleurachtige, mechanische opvatting van de toestand. Hoewel subjectief een staking tot bescherming der regering, had de algemene staking objectief een revolutionair karakter; er werden toestanden door ontwikkeld, die de staking ieder ogenblik de opgelegde grenzen konden doen overschrijden; de Communistische Partij had er zich dus onmiddellijk en actief bij aan moeten sluiten.

De KPD deed later mee aan de staking, maar de oorspronkelijke oppositie verminderde het morele overwicht der partij op de massa’s.

Hoewel de KPD de deelneming in de staking aanvaardde, publiceerde zij niet onmiddellijk de oproep voor de bewapening van het proletariaat. Er werd een oproep uitgegeven voor de organisatie van sovjets – ten einde het proletariaat voedsel te bezorgen, maar deze maatregel had samen moeten gaan met andere revolutionaire maatregelen, vooral die van de bewapening van het proletariaat.

De KPD verwarde zichzelf in een discussie over het gevaar van een revolutionaire militaire staatsgreep, maar de kwestie was niet of een geïsoleerde minderheid zich van de macht kon meester maken, het ging hier om de ontwikkeling van een proletarische militaire organisatie, om maatregelen, als onvermijdelijke voorwaarde voor het proletariaat dat de strijd om de macht begon.

De KPD werkte samen, en identificeerde zich feitelijk met, de Linkse Onafhankelijken in plaats van haar eigen onbuigzame politiek en strijd te ontwerpen, en versterkte zodoende de Onafhankelijken bij de massa’s.

Een revolutionaire toestand vereist strenge ontleding van de betrokken objectieve voorwaarden – de eigenaardigheid van het ogenblik, de verhouding van krachten en de aanpassing van de onmiddellijke middelen aan het einddoel. De toetssteen voor een revolutionaire partij is haar capaciteit een onmiddellijk program van actie te formuleren, dat aan de eisen van de heersende crisis beantwoordt en er op berekend is óf de crisis te ontwikkelen tot bewuste revolutionaire actie, óf de morele en fysieke hulpbronnen te ontwikkelen voor de actie in een nieuwe crisis. Het is dit onmiddellijke program van actie, dat tegelijk praktisch en revolutionair moet zijn, waaromheen de massa’s zich scharen, – revolutionaire frasen en revolutionaire agitatie in het algemeen brengen de massa’s niet samen. Maar de KPD formuleerde niet het vereiste programma van onmiddellijke actie, haar proclamaties waren van een algemeen agitatorische aard en vloeiden over van revolutionaire leuzen – alles lege woorden.

De laatste en noodlottige fout van de KPD was haar verklaring over het voorstel der Onafhankelijke Soialistische Partij aangaande de “socialistische regering”. Hier was de gelegenheid gegeven voor een besliste revolutionaire uitdaging, dit was het ogenblik om de onafhankelijke strijd van de KPD te handhaven en om de massa’s te mobiliseren, moreel tenminste in de strijd tegen compromis en verwarring. Maar de KPD-Zentrale publiceerde (op 21 mrt.) een verklaring, waardoor zij feitelijk ophield een onafhankelijke revolutionaire macht te zijn:

1. De staatsgreep van Kapp-Lüttwitz betekent de ineenstorting van de burgerlijk-socialistische coalitie. De strijd van het proletariaat tegen de militaire dictatuur was een strijd tegen de burgerlijk-socialistische coalitie, met het doel de basis van de politieke macht der arbeidende klasse te verbreden, totdat de bourgeoisie geheel zal zijn buitengesloten.

2. De proletarische dictatuur kan alleen verwezenlijkt worden, als een dictatuur van de voornaamste delen der arbeidende klasse, en de eerste voorwaarde daartoe is een sterke Communistische Partij, die gedragen wordt door de revolutionaire geest van de arbeidende klasse, welke moet verklaren dat zij een proletarische dictatuur eist.

3. De tegenwoordige stand van zaken, in de strijd, waar het proletariaat geen voldoende militaire macht heeft, waar de SDP een sterke invloed heeft op beambten, ambtenaren en op bepaalde categorieën van arbeiders, waar de USPD (Onafhankelijken) nog steeds de voornaamste gedeelten van de industriële arbeiders achter zich heeft, toont aan dat de werkelijke basis voor een proletarische dictatuur op dit ogenblik niet voorhanden is.

4. Om het proletariaat voor het communisme te winnen, en de ontwikkeling naar een proletarische dictatuur te bevorderen, is van het allergrootste belang een toestand waarin politieke vrijheid heerst en waar de burgerlijke democratie niet kan werken als een dictatuur van het kapitaal.

5. De KPD ziet in de vorming van een socialistische regering zonder de burgerlijk-kapitalistische partijen de vereiste (letterlijk gewenste) stand van zaken voor de zelfontwikkeling van de proletarische massa’s en voor het rijpen voor de praktijk der proletarische dictatuur. De partij zal een loyale oppositie voeren, zolang de regering het medezeggenschap der arbeidende klasse in het politieke leven waarborgt, zolang de regering met alle middelen die haar ten dienste staan tegen de burgerlijke contrarevolutie strijdt en zo lang de regering de versterking van de organisaties der arbeidende klasse niet tegengaat.

Onder loyale oppositie verstaan wij: “Geen voorbereidingen voor een gewapende opstand, maar de KPD zal de vrijheid van politieke agitatie hebben, voor haar doel en leuzen.”

In een discussie met een lid der KPD karakteriseerde ik in gebroken Duits loyale oppositie als: “loyale Oppositie und Burgfrieden zusammen”, waarmee ik zeggen wilde dat de godsvrede gedurende de oorlog en loyale oppositie tegenover een “socialistische regering” volkomen identiek zijn...

De verklaring der KPD betreffende “loyale oppositie” jegens een “socialistische regering” is een ontwijken van de machtsproblemen en lijkt wat richting aangaat wonderveel op een verwerpen van de revolutionaire strijd om de macht.

Het is een ontwijken van de machtsproblemen om aan te nemen dat een socialistische regering de basis van de proletarische politieke macht breder maakt – alsof dit mogelijk is door middel van parlementaire coalitie en compromissen.

Het is een ontwijken van de machtsproblemen om aan te nemen dat politieke vrijheid een vereiste is voor de proletarische verovering der macht – alsof in het laatste stadium van de revolutionaire strijd de tegenstellingen minder in plaats van meer acuut zullen zijn.

Het is een ontwijken van de machtsproblemen, aan te nemen dat, omdat een socialistische regering een noodzakelijke ontwikkelingsfase is, zij ook een noodzakelijke fase in de revolutionaire strijd zelf zou zijn – alsof de werkelijke waarde van een “socialistische regering” in het bevorderen der revolutie een andere is dan dat deze regering revolutionaire proletarische actie wakker roept tegen zichzelf. De KPD zou dus, door deze regering te steunen, haar tevens versterken en de revolutionaire actie tegenhouden in plaats van bevorderen.

Het is een ontwijken van de machtsproblemen aan te nemen dat een “socialistische regering een rijp worden voor de praktijk van een proletarische dictatuur betekend” – alsof deze praktijk voortkomt uit de parlementaire coalitie en het compromis, en niet uit de revolutionaire strijd zelf.

Het is een ontwijken van de machtsproblemen aan te nemen dat een gewapende opstand niet nodig zou zijn tegen een “socialistische regering” – alsof een regering bestaande uit de SDP, de Onafhankelijken en de vakverenigingbureaucratie niet noodzakelijk gematigd en contrarevolutionair moet zijn (meer nog dan de Kerenski regering in Rusland); alsof de uitsluiting van de burgerlijke partijen uit het kabinet de burgerlijke macht zou breken (zelfs wanneer dit zou kunnen gebeuren zonder een beslissende revolutionaire strijd); alsof het beheer der bourgeoisie over het geld en de pers, over alle middelen om haar opvattingen aan de menigte op te dringen, niet een werkelijke, hoewel enigszins beperkte overheersing der bourgeoisie zou betekenen. Bovendien kwam het zich voor een socialistische regering verklaren op een tijdstip toen het noodzakelijk het proletariaat moest demoraliseren daar het de strijd van de massa-actie overbracht op het parlement. Het legde de nadruk op een kunstmatige reconstructie der regering, tegenover de bewapening van het proletariaat en sovjets. Het betekende dat de KPD zijn eigen revolutionaire leuzen opgaf, voor de contrarevolutionaire voorstellen der Onafhankelijken.

Het feit, zo het een feit is, dat er in Duitsland geen “werkelijke basis” is voor een proletarische dictatuur, is hieraan te wijten dat het industriële proletariaat voor een groot en de doorslaggevend gedeelte onder invloed van de Onafhankelijken staat. Dat waar het op aankomt, zou dus blijken te zijn het afscheiden van deze massa’s van de Onafhankelijken, door middel van genadeloze kritiek en consequente, onafhankelijke revolutionaire actie. Maar in plaats hiervan versterkt de KPD het overwicht der onafhankelijken over de massa’s door compromis en samenwerking met de Onafhankelijken.

Deze grote invloed der Onafhankelijken op de massa’s schijnt de KPD te overweldigen, – het verdooft haar bewustzijn en verlamt haar revolutionair initiatief. Onder vooraanstaande vertegenwoordigers der partij schijnt de eigenlijke (zo al niet beleden) politiek deze: de Onafhankelijken hebben invloed over grote massa’s; de Linkse Onafhankelijken worden meer revolutionair; wij moeten dus de Linkse Onafhankelijken beïnvloeden, ten einde zo de massa te beïnvloeden. Dit wordt bevestigd door wat de KPD in de praktijk gedurende de crisis deed. Deze politiek van samenwerking en compromis werpt een muur op tussen de massa’s en de KPD – de muur der Onafhankelijken; zij handhaaft het overwicht der Onafhankelijken over de massa’s in plaats van het te breken; door deze politiek zal de KPD nooit de massa’s om zich kunnen verzamelen.

De Linkse Onafhankelijken zijn volkomen tevreden met deze regering; zij bekrachtigt hun vasthouden aan de partij, in plaats van een splitsing te maken... Bij ons interview met de Linker Onafhankelijken vroegen wij wat hun verhouding tot de KPD was; en Geyer antwoordde (met een zelfvoldane glimlach en een van tevredenheid dikke stem): De KPD beschouwt de Onafhankelijken als de voorlaatste partij; met andere woorden Onafhankelijken vertegenwoordigen de gevoelens van die arbeidende klasse die nog niet rijp is voor het communistisch program. Daarom eerbiedigt de KPD de strijd van de Onafhankelijken tegen de reactie en belooft de Onafhankelijken te steunen bij hun intrede in de socialistische regering. “De KPD is van mening dat de arbeidende klasse revolutionair genoeg zal worden voor haar program en dat de macht eventueel aan de KPD zal komen. De Onafhankelijken zijn het met de KPD eens, dat de arbeiders niet klaar zijn voor een communistische regering. Door de ontwikkeling der massa’s te vergemakkelijken, zullen wij gaan door alle fasen die de KPD verwacht; en daarom is de verwachting der KPD dat de tijd zal komen waarop haar partij de macht zal in handen krijgen, een vergissing”...

Het proletariaat is niet gereed voor de macht, verklaart de KPD. Maar het proletariaat dat bereid is te strijden voor de macht, en te overwinnen, is rijp voor de macht; het is een probleem van revolutionaire strijd.

Er is een wonderlijke tegenspraak in de KPD – zij zijn overtuigd dat Duitsland in een revolutionaire toestand is, dat de revolutie op komst is; toch is hun praktijk in ontelbare opzichten in tegenspraak met deze overtuiging. Het is een tragisch maar onloochenbaar feit dat in de KPD compromis en opportunisme veld winnen. Er is een compromis met de Onafhankelijken; er is aanvaarding van het meedoen aan de Betriebsräte der regering, die door de wet georganiseerd worden nadat de oude revolutionaire bedrijfsraden verwoest waren; (in deze organisaties is weer een compromis der KPD met de Onafhankelijken): de oppositie wordt uitgesloten, terwijl het compromis met de Onafhankelijken wordt geduld; dan is er Karl Radeks recente brochure, die er op zou wijzen dat men in Duitsland een revolutie kan maken door middel van politieke streken en listen. Het schijnt dat in de KPD de kiem zich ontwikkelt van de opvattingen die in Rusland ontstonden na de revolutie van 1905,- een neiging het vertrouwen in de massa’s te verliezen, en daarvoor in de plaats het hopeloze zoeken naar wanhopige middelen. Bovendien is er een fatalistisch gevoel dat de revolutie onvermijdelijk is hetwelk werkt als een rem, in plaats van als een aansporing tot actie. De algemene demoralisatie in Duitsland maakt zich ook meester van de KPD – tenminste van haar vooraanstaande vertegenwoordigers, de massa’s in de partij moeten tegen deze bedreigingen optreden, en zij zullen het doen.

Gedurende de Kapp-Lüttwitz crisis in Berlijn, toen de actie elk moment kon uitbreken, had B. een ontmoeting met Posner, die veel invloed heeft in de KPD en de Zentrale. Posner bestudeerde de statistieken over Duitse industrie en landbouw. B. ... was verbaasd en vroeg naar de reden.

“Het kan geen kwaad voorbereid te zijn,” antwoordde Posner, “de macht komt onvermijdelijk aan ons.”

Dit antwoord maakte indruk op B. “Bij slot van rekening,” zei hij, “kun je de geschiedenis niet bedriegen.”

Maar je kunt door de geschiedenis bedrogen worden...

5. De algemene toestand

In Duitsland zijn nog steeds de militairen alles. De dictatuur van het kapitaal werkt schijnbaar door middel van de socialistisch-burgerlijke regering, maar in werkelijkheid zijn het de militairen die deze dictatuur handhaven: door gebruik te maken van artillerie, aanvaardt de regering ten slotte de overheersing der militairen.

Het zijn de militairen die de gebeurtenissen maken. De crisis is niet tot een beslissing gekomen, zij is eenvoudig vercompromist en ontweken. Noch de militairen noch het proletariaat zijn tevreden met deze “oplossing”.

De objectieve toestanden in Duitsland leiden onvermijdelijk tot een eindstrijd waaruit moet voortkomen óf de onbetwiste militair-burgerlijke dictatuur van het kapitaal, óf de dictatuur van het proletariaat. De toestand op dit moment gelijkt veel op een dead-lock, en dit dead-lock moet verbroken worden.

Maar hieruit volgt niet dat Duitsland aan de rand van de proletarische revolutie is. De ellende is ontzaglijk; de arbeiders hongeren langzaam dood, zij leven in een voortdurende hongertoestand; de kwellingen van Tantalus waren zacht vergeleken bij het lijden van het proletariaat, dat de overvloed van voedsel ziet die door de bourgeoisie verorberd wordt, terwijl zij zelf hun honger met aardappelen stillen. Maar terwijl deze toestand een aansporing tot revolutie is, leidt hij tevens tot apathie en uitputting. Dit kan misschien zo in het oneindige voortgaan, terwijl het proletariaat hoe langer hoe apathischer en uitgeput wordt, totdat zich een nieuwe dictatuur van het kapitaal vormt, steunend op de slavernij der massa’s. Het is deze omstandigheid die de zelfingenomenheid van de “onafwendbaarheid der macht” zo verdoemenswaard maakt.

Het Duitse proletariaat heeft echter nog de nodige reserves voor actie in zichzelf. Maar het mist agressieve politieke leiders, het is zonder revolutionaire inspiratie. Onder deze omstandigheden is de ontwikkeling van revolutionaire actie bij het West-Europese proletariaat van het hoogste belang, als een onmisbare factor bij de komende proletarische revolutie in Duitsland.

Deze actie is nodig, niet alleen omdat in Duitsland een sovjet dictatuur door de Geallieerden bedreigd zou worden, maar ook omdat deze dictatuur niet zeer sterk zou zijn, beheerst als zij naar alle waarschijnlijk zou worden door een socialistische coalitie, of in het gunstigste geval door de Links Onafhankelijken.

De Communistische Internationale heeft zich bewogen binnen de baan van de situatie in Duitsland – de gebeurtenissen zelf veroorzaakten dit. Maar het zou een ernstige fout zijn hier langer mee door te gaan. De nadruk der Internationale moet zich verplaatsen van Duitsland naar West-Europa en de beide Amerika’s en in de eerste plaats naar Engeland. In de strategie der Wereldrevolutie is deze kwestie van de nadruk er een van het grootste belang. Bovendien moet niet de Internationale kijken naar Duitsland voor voorlichting en leiding, maar Duitsland naar de Internationale. Het is absoluut noodzakelijk dat de Communistische Internationale haar morele energie en wil oplegt aan de Duitse beweging, om haar sterker en helderder te maken, om de consequent revolutionaire elementen aan te moedigen en hun de gelegenheid te geven tegenover het compromis en de gematigdheid te overwinnen...



een rode leeszetel





QRcode MIA-Nederlandstalig
Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS

Volg ons op twitter