Peter Hadden

Afghanistan, Pakistan, Centraal-Azië: “De dreiging van chaos”


Bron: Socialist View, herfst 2008
Vertaling: LSP, 2009
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
De crisis van het Midden-Oosten

De afgelopen weken kwam de opmars van de Taliban in Pakistan meermaals in het nieuws. Een politieschool werd belegerd en er waren tal van aanslagen. Het boek “De dreiging van de chaos” van Ahmed Rashid biedt een overzicht van hoe we tot deze chaotische situatie zijn gekomen. De titel is een vrij accurate omschrijving van de gebeurtenissen die worden beschreven in het boek. Hij gaat in dit boek verder waar zijn boek “Taliban” eindigde.

Het boek “Taliban” gaat vooral in op de opkomst van de Taliban en de hulp die het daarbij kreeg vanuit Pakistan en andere buitenlandse machten, in het bijzonder de Verenigde Staten. Dit boek gaat meer in op actuelere ontwikkelingen. Het beschrijft hoe de invasie van Afghanistan onder leiding van de VS in 2001 en het beleid van de binnenvallende machten en van Pakistan niet alleen hebben geleid tot een hernieuwde opkomst van de Taliban, maar ook tot een destabilisering van de volledige regio. De Centraal-Aziatische republieken werden onafhankelijk na de val van de Sovjetunie maar vormen nu wat Rashid een “kruitvat” noemt.

Ahmed Rashid stelt dat het falen om veiligheid te brengen in Afghanistan en Pakistan kan leiden tot meer “globaal terrorisme, nucleaire proliferatie en een drugepidemie op een nooit geziene schaal.” De recente oorsprong van deze chaos moet gezocht worden bij het beleid van het imperialisme en van Pakistan, in het bijzonder van de militaire heersers van dat land, de afgelopen 30 jaar. Vandaag is het algemeen geweten dat de VS, samen met de Saoedi’s, na de Russische invasie van Afghanistan in 1979 overgingen tot het financieren en bewapenen van de Afghaanse Mujaheddin. Onder de militaire dictatuur van Zia in Pakistan zorgde de geheime dienst ISI (Inter Service Intelligence) ook voor militaire apparatuur, wapens en training.

Tussen 1982 en 92 werden 35.000 radicale moslims uit 43 landen aangetrokken om in Afghanistan tegen de Russen te gaan vechten. In zijn boek “Taliban” haalde Rashid Osama Bin Laden aan toen die stelde: “Ik zette mijn eerste kamp op waar vrijwilligers werden getraind door Pakistaanse en Amerikaanse officieren. De wapens kwamen van de Amerikanen, het geld van de Saoedi’s.”

Wie financiert de fundamentalisten?

De ISI ontwikkelde banden met radicale islamitische groepen zoals Jamaat-e-Islam in Pakistan en gebruikte deze groepen om hulp te bieden aan de Mujaheddin. Zia zorgde er ook voor dat er veel middelen waren voor de speciale religieuze scholen of madrassa’s. Naarmate de staatsscholen de deuren sloten, werden deze religieuze scholen de enige vorm van onderwijs voor heel wat jongens uit arme families en van de groeiende Afghaanse vluchtelingenbevolking. Het aantal madrassa’s nam toe van 900 in 1971 tot 8.000 officiële scholen in 1988 (naast 25.000 onofficiële scholen).

Na de Russische terugtrekking in 1989 was geen enkele kracht in staat om een verenigd Afghanistan te vestigen. In de plaats daarvan kwam het land onder de controle te staan van rivaliserende krijgsheren die zich allen baseerden op één of andere nationaliteit of stammengroep binnen het lappendeken van nationaliteiten dat Afghanistan kent.

Voor het eerst in de 300-jarige geschiedenis van het land stond de grootste nationale groep in Afghanistan, de Pashtoon-bevolking, niet aan het roer in Kaboel. De hoofdstad viel in handen van de troepen van krijgsheren van Tadjikse en Oezbeekse afkomst. De aanhoudende burgeroorlog bracht verder vernielingen aan in een land dat al hard had geleden na negen jaar van Russische bezetting en oorlog. Afghanistan werd omgevormd tot een land dat bestond uit een hele reeks elkaar bestrijdende lokale regimes onder controle van autocratische, corrupte en reactionaire krijgsheren.

De Taliban slaagde er in om groot te worden op deze chaos. De groep kreeg steun van de Pakistaanse ISI en bouwde zich aanvankelijk uit onder de miljoenen Pashtoon-vluchtelingen in Pakistan. In 1996 trok de Taliban Kaboel binnen, de noordelijke milities die de stad voorheen controleerden, moesten de aftocht blazen.

Rashid legt uit dat de Taliban het resultaat was van een periode van bijna twee decennia oorlog, economische en sociale catastrofe. De Taliban beschikte niet over een echte basis in de Afghaanse samenleving. Hij omschrijft de Taliban als een groep die noch Pakistaans noch Afghaans is, “maar onderdeel van het lompenproletariaat, het resultaat van vluchtelingenkampen, gemilitariseerde madrassa’s en het gebrek aan mogelijkheden in het grensgebied van Pakistan en Afghanistan.”

Het Pakistaanse leger en de ISI zochten naar een kracht die in staat zou zijn om een marionettenregime te vestigen in Kaboel dat een bondgenoot zou vormen tegenover India. Daarom werd steun gegeven aan de Taliban. De staat gaf openlijke steun aan militante islamitische groepen en leverde hen duizenden Pakistanen om mee te vechten in Afghanistan en in Kasjmir. Toen de VS druk begon uit te oefenen op Pakistan om de opleiding van opstandelingen in Kasjmir te stoppen, kon de ISI beroep doen op de Taliban. De trainingskampen werden overgebracht naar gebieden die onder de controle van de Taliban stonden.

Pakistan was niet het enige regime dat steun gaf aan de Taliban op dat ogenblik. De Amerikaanse regering onder Clinton had haar ogen laten vallen op de gas- en oliereserves in de nieuw opkomende Centraal-Aziatische republieken. Er werd gehoopt dat de Taliban een stabiel regime kon vestigen zodat er snel een pijpleiding door het land zou kunnen komen. Eens aan de macht slaagde de Taliban er echter niet in om stabiliteit of veiligheid te vestigen. Er waren nog steeds gevechten, zeker in het Noorden waar er sectaire slachtpartijen waren en een uittocht van zowat de helft van de niet-Pashtoon bevolking. Dat zorgde er samen met de aanhoudende steun van de Taliban voor Bin Laden voor dat de VS een bocht moest maken. Voor 11 september 2001 bleef Afghanistan echter laag op de Amerikaanse prioriteitenlijst staan. Toen in 2001 de Twin Towers in New York instortten en oorlog op de agenda kwam te staan, was er gedurende een decennium geen enkele officiële Amerikaanse afgevaardigde in Afghanistan geweest.

Na de militaire staatsgreep van Musharraf in 1999, werd vanuit Pakistan het beleid om de Taliban en radicale islamitische groepen te steunen als kanonnenvoer voor de strijd tegen India in Kasjmir verder opgedreven. Na 11 september kwam Bush tussen en werd druk gezet op de Pakistaanse regering om deel te nemen aan de “oorlog tegen het terrorisme”.

Het regime van Bush dreigde ermee om desnoods Pakistan binnen te vallen. Zodra Musharraf zijn bocht had gemaakt, kwam er hulp, militaire technologie en schuldkwijtscheldingen voor de Pakistaanse generaals.

Moeilijke evenwichtsoefening voor Musharraf

Musharraf besloot om het dilemma van de keuze tussen een politiek die de VS wou en een politiek van steun aan islamitische groepen op te lossen door in beide richtingen tegelijk te gaan. Hij gaf de VS alle mogelijke garanties die ze nodig hadden, terwijl de ISI en de generaals hun steun aan de islamitische groepen gewoon verder zetten.

De VS aanvaardde het woord van Musharraf en de steun kwam binnen. Tussen 2001 en 2007 gaf de VS meer dan 10 miljard dollar steun aan het regime van Musharraf. 90 % van die middelen waren voor het leger. Er waren geen politieke voorwaarden. Rashid stelt dat Musharraf er bij Bush op had aangedrongen om geen druk uit te oefenen inzake democratisering. “Hij kreeg carte blanche van de Amerikanen”.

Tijdens de Afghaanse oorlog vocht Pakistan dus aan beide kanten mee. 1.100 Amerikaanse troepen, waaronder paramilitaire teams van de CIA, bevonden zich tijdens het conflict in alle geheimzinnigheid op Pakistaans grondgebied. Er waren zowat 60.000 militaire vluchten vanop Pakistaanse luchtbases. Tegelijk waren er vertegenwoordigers van de ISI en Pakistan bij de Taliban.

Een voorbeeld van de problemen dat dit met zich mee bracht, zagen we bij de gebeurtenissen in Kunduz. Er werden Taliban-troepen, waaronder honderden ISI-agenten, omcirkeld door troepen van de Noordelijke Alliantie. Musharraf moest rechtstreeks Bush en Cheney aanspreken die er uiteindelijk mee instemden om de Pakistaanse agenten via een luchtbrug over te brengen naar Pakistan. De ISI besloot om de luchtbrug aan te grijpen om ook militanten van de Taliban en Al Qaida in veiligheid te brengen in Pakistan.

Het grootste deel van het boek van Rashid gaat over de gebeurtenissen sinds de militaire “overwinning” in 2001. Die gebeurtenissen hebben geleid tot de “dreiging van chaos” in de regio. Zijn conclusies en standpunten zijn niet het resultaat van een radicaal of anti-establishmentvisie. Hij steunde de invasie in 2001 en zag het als “een rechtvaardige oorlog en geen imperialistische interventie.” Het succes van zijn boek over de Taliban zorgde er ook voor dat hij gehoor vond bij heel wat figuren uit het establishment. Hij werd uitgenodigd voor een gesprek met Blair in Islamabad, maar was niet onder de indruk van het “showgehalte” van Blair die de ene vraag na de andere afvuurde zonder te wachten op een antwoord waarbij het leek alsof Blair eerder wou gezien worden dan iets wou bijleren.

Rashid gaf ook advies aan NAVO-commandanten na de oorlog en hield een pleidooi voor het opdrijven van het aantal troepen om de regering van Karzai in Kaboel te ondersteunen. Zijn kritiek op het beleid van Bush in Afghanistan ligt in de lijn van wat heel wat commentatoren stelden naar aanleiding van de oorlog in Irak. Hij stelt dat het beleid van de neoconservatieven om zo weinig mogelijk middelen in te zetten en nadien niet te investeren in een betekenisvolle heropbouw leidt tot een ramp.

Dat klopt allemaal en Rashid’s boek is een vernietigende kritiek op het beleid van Bush en de politiek van Islamabad. Maar dat betekent niet dat een invasie met meer troepen in Afghanistan zou geleid hebben tot vrede of meer stabiliteit in de regio.

Macht van de krijgsheren

Na haar overwinning bracht de VS president Karzai aan de macht. De echte macht ligt echter bij de krijgsheren die zich na het gedeeltelijke verdwijnen van de Taliban sterker dan ooit tevoren voelen. De VS, onder leiding van Rumsfeld, voerde een “krijgsheren strategie”. De regering van Karzai werd aan de macht gelaten zonder enige middelen of effectieve macht. Zijn eerste begroting van 460 miljoen dollar moest worden betaald door donoren. Intussen konden de krijgsheren zich verrijken met budgetten van miljarden dollars.

Er waren heel wat inkomsten uit de handel met Iran en Centraal-Azië. Deze inkomsten gingen naar de krijgsheren die alle grensovergangen controleerden. Zo is er het voorbeeld van de pro-Sjiietische krijgsheer Ismael Khan, de leider van de Sipah-e-Pasadran (Partij van god). Hij verdiende maandelijks tussen de 3 en de 5 miljoen dollar via de handel aan de grens met Iran.

De krijgsheren kwamen één voor één op de loonlijst van de CIA te staan, zogezegd om hulp te bieden bij de veiligheid en om mee te zoeken naar Bin Laden. Ze kregen ook lucratieve contracten om de Amerikaanse troepen te bevoorraden. Bij die contracten was er een enorme corruptie. Rashid geeft het voorbeeld van Gul Agha Sherzai die “1,5 miljoen dollar per maande verdiende met het leveren van bouwmateriaal, brandstof en andere goederen. Kiezelstenen die nodig waren om de landingsbaan in Kandahar te herstellen, kostten 8 dollar per truck maar werden verkocht voor 100 dollar. Er waren dagelijks zo’n driehonderd trucks.”

De meeste natuurlijke rijkdommen van het land - 60 % van de landbouw en 80 % van de vroegere industrie en rijkdommen op het vlak van gas en mineralen - bevonden zich in het noorden en stonden onder de controle van de krijgsheren. Tegen 2005 had de bevolking van Kaboel nog steeds geen elektriciteit. En dat op een ogenblik dat het land genoeg elektriciteit produceerde om een Amerikaanse stad van 100.000 inwoners van energie te voorzien.

De toename van de opiumteelt

De krijgsheren en ook de Taliban toen deze het land terug binnen vielen, hebben heel wat voordeel gehaald uit de opiumhandel. Het klopt dat de Taliban in het laatste jaar van hun heerschappij de opiumproductie hadden verboden en dit verbod hardhandig wilden opleggen. Maar Rashid wijst dit toe aan een poging om de prijzen te herstellen nadat er een scherpe prijsdaling was geweest als gevolg van de overproductie en overcapaciteit. Het had niet zozeer te maken met een verzet tegen de export van heroïne voor “ongelovigen”.

Tegen 2003 waren naar schatting 2,3 miljoen Afghanen (14 % van de landelijke bevolking) actief in de teelt en distributie van drugs. De waarde van de drughandel kwam overeen met 60 % van de waarde van de legale economie. De overheid en de bezettende machten probeerden om de opium weg te krijgen, onder meer door vanuit vliegtuigen te sproeien op velden. Dat heeft hen enkel verder vervreemd van de landelijke bevolking die over geen andere middelen beschikte om rond te komen en te overleven. Het versterkte de steun voor de Taliban onder de Pashtoon-bevolking in het zuiden en oosten van het land.

Ieder buurland van Afghanistan kent momenteel een drugprobleem als gevolg van de situatie in Afghanistan. In Pakistan zijn er naar schatting vijf miljoen verslaafden. De cijfers in de Centraal-Aziatische republieken lopen eveneens op met een vertienvoudiging sinds de val van de Sovjetunie. Bovendien zijn deze republieken belangrijke doorgangslanden geworden voor de verspreiding van drugs naar Rusland en Europa.

In mei 2003 was er de beruchte toespraak van Bush op een Amerikaans oorlogsschip waarbij hij verklaarde dat de doelstellingen in Irak waren bereikt. Rumsfeld legde gelijkaardige verklaringen af over Afghanistan. Die stelde: “We zijn van een periode van gevechtsactiviteiten gegaan naar een periode van stabiliteit, stabilisering en heropbouw. Het grootste deel van het land is vandaag veilig.”

Hernieuwde opkomst van de Taliban

Het valse vertrouwen van de Amerikaanse militairen in de Afghaanse overwinning zorgde ervoor de VS zowat alle aandacht en middelen op Irak ging richten. De offensieven van de Taliban sinds 2003 hebben een einde gemaakt aan de illusies van Rumsfeld. In 2006 was er een vorm van mini Tet-offensief met een poging om Kandahar in te nemen (het Tet-offensief verwijst naar de oorlog in Vietnam). Bij het verweer tegen het tegenoffensief vuurde de Taliban 400.000 kogels af, 2.000 granaten en 1.000 stuks artilleriegeschut.

De Britten en Amerikanen beantwoordden dit met luchtaanvallen die erop gericht waren om volledige gebieden op te ruimen. Dat leidde tot een groot aantal burgerslachtoffers en het zorgde ervoor dat de lokale stammen in de armen van de Taliban werden gedreven. Rashid haalt een Britse officier in Helmand aan die stelde: “We zeiden dat we anders waren dan de Amerikanen die dorpen bombardeerden en afstraften, maar we gedroegen ons net hetzelfde.” Het was volgens deze officier een voorbeeld van hoe een opstand kan worden uitgelokt.

Repressie, corruptie, opium en krijgsheren samen met een aanhoudende verarming van de Afghaanse bevolking. Dat is de basis waarop de Taliban een nieuwe opmars kon kennen. Maar dat beeld blijft onvolledig indien geen rekening wordt gehouden met de rol van het Pakistaanse regime.

Na 11 september 2001 en de val van het Taliban-regime, bleef Musharraf geld aanvaarden van de VS terwijl hij tegelijk ook alle mogelijke steun gaf aan radicale islamitische groepen in eigen land. Rashid beschrijft dit als volgt: “Terwijl de ISI de CIA hulp aanbood om leiders van Al Qaida op te sporen in Pakistaanse steden, bleven Pakistaanse islamitische militanten, met de stilzwijgende goedkeuring van de ISI, aanvallen uitvoeren op Indische troepen in Kasjmir of werd geholpen bij de hergroepering van de Taliban in Pakistan.”

In 2002 werden Pakistaanse verkiezingen uitgeroepen door het leger. Er werd alles aan gedaan om het resultaat op voorhand al te kunnen vastleggen. Politieke meetings waren verboden. De enige groepering die wel bijeenkomsten kon houden, was de MMA. Dat was een recent opgezet front van verschillende islamitische groepen. Zij mochten wel campagne voeren omdat ze gezien werden als religieuze groepen en niet als politieke… Ondanks die steun van het militaire regime bleek de afwezigheid van bredere steun onder de Pakistaanse bevolking voor deze groepen uit het resultaat. De MMA haalde nationaal 11,5 %. In de Noordwestelijke Grensprovincie haalde het kartel de helft van de lokale zetels en nam het deel aan de regionale regering. Ook in Balochistan werd een voldoende goed resultaat behaald om deel te nemen aan het lokale bestuur.

Via deze verkiezingen gaf het Pakistaanse leger in de praktijk bescherming aan de Taliban door gebieden over te laten aan islamitische krachten. Balochistan bevindt zich vlakbij een lang stuk onbewaakte grens met Afghanistan, het gebied van Afghanistan waar de Taliban het sterkste staat met steden als Zabul, Kandahar en Helmand. De bevolking van Balochistan is doorgaans meer voor een seculier bestuur en er waren verschillende bewegingen en oorlogen voor meer onafhankelijkheid. De komst van een groot aantal Afghaanse Pashtoons en de talibanisering van delen van Balochistan hebben een nieuw ingrediënt gevormd voor de reeds onstabiele nationale situatie in Pakistan.

Taliban in Pakistan

Tussen Balochistan en de Noordwestelijke Grensprovincie (NWFP) bevinden zich de stammengebieden (FATA - Federal Administered Tribal Areas), het armste en meest achtergebleven deel van Pakistan waar zowat 3 miljoen mensen wonen met een gemiddeld inkomen van slechts zo’n 500 dollar per jaar. Grote delen van de FATA zijn omgevormd tot bolwerken van de Taliban. Het antwoord van het Pakistaanse leger bestond uit regelmatige brutale operaties in de gebieden. Dat heeft de lokale bevolking enkel nog meer vervreemd van het regime met als gevolg dat hele districten in de praktijk onder de controle staan van gewapende militante groepen.

De Pakistaanse Taliban heeft net als in Afghanistan een brutaal reactionair regime opgelegd aan de bevolking van de gebieden die ze controleren. Stamhoofden die in hun weg staan, worden genadeloos afgemaakt en onthoofd.

Pakistan bevindt zich nu in een moeilijke situatie als gevolg van de tegenstellingen in het beleid van Musharraf. De steun aan de VS is door de islamitische groepen aangegrepen om een steun uit te bouwen onder de bevolking. Ze hebben zich kunnen opwerpen als een oppositiebeweging tegen de Pakistaanse regering en tegelijk ook tegen het regime in Kaboel. De stammengebieden (FATA) zijn een uitvalbasis geworden voor zelfmoordaanslagen en andere aanslagen op Pakistaans grondgebied. Het is ook de uitvalbasis voor operaties over de grens met Afghanistan.

Als de nieuwe Pakistaanse regering een zelfde houding zal blijven aannemen, dan zullen de stammengebieden een vrijplaats blijven voor de tegenstanders van Islamabad alsook voor de Afghaanse Taliban. Anderzijds zou buigen voor de Amerikaanse eisen en het starten van een militair offensief in deze gebieden kunnen leiden tot een massaal verzet in Pakistan zelf.

Centraal Aziatische staten

“Dreiging van de chaos” gaat ook in op de pogingen van de VS om een grotere invloed te verwerven in de Centraal-Aziatische landen die aan Afghanistan grenzen in het noorden. Deze landen zijn erg arm en kennen doorgaans een erg repressieve samenleving. 80 % van de bevolking in Tadjikistan leeft onder de armoedegrens, 60 % is er werkloos.

Rashid gaat uitgebreid in op wat wellicht de meest onstabiele staat in deze regio is: het Oezbekistan van dictator Karimov. Die voerde oorlog tegen alle politieke tegenstanders en alles dat maar naar islamisme neigt. Alle politieke partijen, vakbonden, studentengroepen zijn verboden in het land en er is een verbod op politieke bijeenkomsten. Toen de VS op zoek ging naar bondgenoten in de regio om de invasie in Afghanistan te ondersteunen, vormde de afwezigheid van basisrechten in Oezbekistan geen bezwaar. De auteur concludeert hieruit: “In de plaats van democratie te bevorderen en hervormingen te stimuleren, heeft de Amerikaanse aanwezigheid corrupte heersende elites enkel nog machtiger en corrupter gemaakt, tot grote woede van de bevolking.” Het resultaat is dat de hele regio een kruitvat is geworden die op elk ogenblik kan ontploffen.

Het boek van Rashid is echter vooral zwak als het aankomt op oplossingen voor de dreigende regionale catastrofe. Hij besteedt maar een paar lijnen aan wat er zou kunnen worden gedaan, mogelijk omdat hij zelf geen oplossing ziet. En deze punten beperken zich dan nog tot hoop die los staat van de verwachtingen van de auteur en alle andere elementen van het boek. Hij heeft over een nieuw globaal evenwicht tussen de grootmachten waarbij er op lange termijn troepen en middelen zouden worden voorzien. Intussen moet de Afghaanse elite de kansen aangrijpen om de natie te laten heropstaan. Rond Centraal-Azië slaagt de auteur er niet in om een alternatief naar voor te schuiven. Hij beperkt zich tot de stelling dat “een generatie van leiders zal moeten sterven of aftreden vooraleer er echte verandering kan komen.”

Het boek “De dreiging van de chaos” biedt geen antwoorden omdat Rashid oplossingen zoekt waar deze niet te vinden zijn: langs de weg van het kapitalisme. De feiten die hij beschrijft vormen een bevestiging van de vaststelling dat het kapitalisme geen uitweg biedt. Wat hij omschrijft als “falende staten” vormen het onvermijdelijke politieke resultaat van imperialistische interventies en het falen om problemen van armoede, onderontwikkeling, tribale en nationale tegenstellingen op te lossen.

Rol van de arbeidersklasse

In het boek ontbreekt één belangrijke factor en dat verklaart waarom Rashid uiteindelijk tot een weinig verhuld pessimisme komt. De enige kracht die het potentieel heeft om verandering te bekomen en de “dreiging van de chaos” te vermijden, is de arbeidersklasse. In het bijzonder de Pakistaanse arbeidersklasse vormt een sleutel voor de situatie in de regio. Toch komt deze factor niet aan bod in het boek.

Het enige element dat de massa’s in de verschillende landen vandaag verbindt, is armoede. De radicale islam kende een opgang omdat geen enkele andere kracht in staat was om in te spelen op de woede, zeker onder de jongeren, tegenover de moeilijkheden waarmee de bevolking wordt geconfronteerd. Het feit dat de islamitische groepen het niet goed deden bij de Pakistaanse verkiezingen vorig jaar maakt overigens duidelijk dat er geen stevige basis is voor islamitische groepen en dat deze snel kunnen terug gedreven worden indien er een echt alternatief ontwikkelt.

Het boek van Rashid toont de noodzaak aan van een gezamenlijke strijd van de arbeiders en armen in de regio tegen het kapitalisme, het grootgrondbezit, de heerschappij van de krijgsheren en voor een socialistische federatie waarbij ook de grenzen kunnen herbepaald worden waar nodig.

Rashid is geen socialist en pleit er ook niet voor in zijn boek. Maar dit boek biedt wel heel wat argumenten waarmee anderen wel voor een socialistisch alternatief kunnen pleiten.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS