V.I. Lenin

In memoriam Herzen


Geschreven: 1912
Bron: Over kunst en literatuur - verzamelbundel. Uitgeverij Progres, Moskou 1976 - ‘Sotsial-Demokrat’ nr. 26 van 8 mei (25 april) 1912. Werken, deel 18.
Vertaling: Progres
Deze versie: spelling, voetnoten zijn hernummerd en overgenomen, behoudens deze die verwijzen naar al bekende zaken
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, mei 2008


Honderd jaar zijn verlopen sedert Herzens geboortedag. Heel liberaal Rusland eert hem, waarbij het, echter nijver de ernstige vraagstukken van het socialisme vermijdt en het alle moeite doet om hetgeen Herzen als revolutionair onderscheidde van een liberaal te verhullen. Ook de rechtse pers herdenkt Herzen, waarbij zij valselijk beweert dat Herzen in zijn laatste jaren de revolutie had afgezworen. Ook in de oraties die door de liberalen en narodniki in het buitenland worden gehouden overheerst de frase en nogmaals de frase.

De arbeidersklasse moet Herzen herdenken, niet ter wille van schijnheilige glorificatie, maar met het doel de eigen taken duidelijk te stellen en om de plaats vast te stellen, die deze schrijver in werkelijkheid in de geschiedenis heeft ingenomen, deze man die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het plaveien van de weg voor de Russische revolutie. Herzen behoorde tot de generatie van revolutionairen uit de adel en de landheren in de eerste helft van de vorige eeuw. De adel heeft Rusland de Birons en de Araktsjejews gegeven, ontelbare ‘dronken officieren, knechters, gokkers, jaarmarkthelden, hondenfokkers, vechtersbazen, geselaars en pooiers’, evenzeer als zachtmoedige Manilovs[1]. ‘Maar’, schreef Herzen, ‘daaronder ontwikkelden zich ook de mannen van 14 december, een falanx van helden, die net als Romulus en Remus werden opgevoed met de melk van een wild beest... Het waren een soort titanen, van top tot teen uit zuiver staal gehamerd, wapenbroeders die met open ogen een zekere dood tegemoetgingen om de jonge generatie wakker te schudden voor een nieuw leven en om de kinderen die in een omgeving van tirannie en serviliteit waren geboren te zuiveren.[2]

Herzen was een van die kinderen. De opstand van de Decembristen deed hem ontwaken en ‘zuiverde’ hem. In het feodale Rusland van de jaren veertig van de negentiende eeuw steeg hij op tot een hoogte, die hem op één niveau heeft geplaatst met de grootste denkers van zijn tijd. Hij heeft zich de dialectiek van Hegel eigen gemaakt. Hij realiseerde zich dat deze ‘de algebra van de revolutie’ was. Hij ging verder dan Hegel en volgde Feuerbach naar het materialisme. De eerste van zijn ‘Brieven over de studie der natuur’ — ‘Empirie en Idealisme’, die in 1844 werd geschreven, onthult voor onze ogen een denker die zelfs nu met kop en schouders uitsteekt boven de veelheid aan moderne empiristische natuuronderzoekers en de massa huidige idealistische en halfidealistische filosofen. Herzen kwam tot en met het dialectische materialisme en hield halt voor het historische materialisme.

Het was deze ‘stop’, die na de nederlaag van de revolutie van 1848 Herzens geestelijke schipbreuk veroorzaakte. Herzen had Rusland verlaten en observeerde deze revolutie van nabij. In die tijd was hij democraat, revolutionair en socialist. Maar zijn socialisme was een van de talloze vormen en variëteiten van het burgerlijke en kleinburgerlijke socialisme van de periode rond 1848, die in de junidagen van dat jaar de genadeslag kregen toegebracht. In wezen was dat helemaal geen socialisme, maar waren het slechts sentimentele frasen, goedwillende visies, die in die tijd de uitdrukking vormden van de revolutionaire aard van zowel de burgerlijke democraten als van het proletariaat, dat zichzelf nog niet had bevrijd van de invloed van deze democraten. Herzens geestelijke schipbreuk en zijn diepe scepsis en pessimisme van na 1848 was de schipbreuk van de burgerlijke illusies over het socialisme. Herzens geestelijke drama was het product en de weerspiegeling van dat tijdperk in de wereldgeschiedenis, waarin het revolutionaire karakter van de burgerlijke democraten (in Europa) al aan het verdwijnen was, terwijl het revolutionaire karakter van het socialistische proletariaat nog niet gerijpt was. Dit is iets wat de Russische ridders van het liberale woord, dit nu hun contrarevolutionaire aard verbergen achter bloemrijke frasen over Herzens scepsis, niet hebben begrepen en ook niet konden begrijpen. Bij deze ridders, die de Russische revolutie van 1905 hebben verraden en die zelfs vergeten zijn ook maar aan de grootse naam van revolutionair te denken, is scepsis een overgangsvorm tussen democratie en liberalisme, het lage, smerige en brute liberalisme dat in 1848 de arbeiders neerschoot, de gekreukte tronen herstelde en Napoleon III toejuichte, en dat Herzen, die niet in staat was de klassenatuur daarvan te begrijpen, vervloekte.

Bij Herzen was de scepsis een overgangsvorm van de illusie over een burgerlijke democratie die ‘boven de klassen staat’ naar de grimmige, onbuigzame en onoverwinnelijke klassenstrijd van het proletariaat. Het bewijs: de ‘Brieven aan een oude kameraad’ — aan Bakoenin —, die door Herzen een jaar voor zijn dood, in 1869, werden geschreven. Hierin breekt Herzen met de anarchist Bakoenin. Het is waar, Herzen ziet deze breuk slechts als een verschil van mening over de tactiek en niet als een kloof tussen de wereldbeschouwing van de proletariër, die overtuigd is van de overwinning van zijn klasse, en die van de kleinburger, die wanhoopt aan zijn redding. Het is waar, ook hier herhaalt Herzen de oude burgerlijk-democratische frasen, die erop neerkomen dat het socialisme ‘een sermoen voor zowel de werkman als de meester, zowel de stedeling als de boer’ moet prediken. Maar toch richtte Herzen bij zijn breuk met Bakoenin zijn blik niet op het liberalisme, maar op de internationale, de Internationale die werd geleid door Marx, de Internationale die begonnen was ‘de legioenen aaneen te sluiten’ van het proletariaat en de ‘wereld van de arbeid’ te verenigen, die ‘de wereld van degenen die genieten zonder te werken verlaat’.[3]

______

Was Herzen niet in staat het burgerlijk-democratische karakter van de hele beweging van 1848 en van alle vormen van het socialisme vóór Marx te begrijpen, nog minder was hij bij machte de burgerlijke aard van de Russische revolutie te doorgronden. Herzen is de grondlegger van het ‘Russische socialisme’, van het ‘narodisme’. Hij zag het ‘socialisme’ in de bevrijding van de boeren met land, in de gemeenschappelijke bewerking van de grond en in het boerenidee van het ‘recht op grond’. Ontelbare malen heeft hij zijn favoriete ideeën over dit onderwerp uiteengezet.

In werkelijkheid bevatte deze doctrine van Herzen geen greintje socialisme, evenmin als trouwens het hele Russische narodisme, inclusief het verwaterde narodisme van de sociaal-revolutionairen van vandaag de dag. Evenals de diverse vormen van het ‘socialisme van 1848’ dat waren, is ook dit hetzelfde type van sentimentele frasen en goedbedoelde visies, waarin ook het revolutionaire van de burgerlijke boerendemocratie in Rusland tot uitdrukking komt. Hoe meer land de boeren in 1861 zouden hebben gekregen en hoe minder zij daarvoor hadden hoeven te betalen, des te sterker zou de macht van de feodale landheren zijn ondermijnd en hoe sneller, vrijer en uitgebreider het kapitalisme zich in Rusland zou hebben ontwikkeld. De idee van ‘het recht op grond’ en van een ‘gelijke verdeling van de grond’ is niets anders dan een formulering van de revolutionaire aspiratie naar gelijkheid, die wordt gekoesterd door de boeren die strijden voor de volledige omverwerping van de macht der landheren en voor de volledige afschaffing van het landgoederensysteem. Dit werd volledig bewezen door de revolutie van 1905: aan de ene kant kwam het proletariaat geheel onafhankelijk op als de spits van de revolutionaire strijd, na de oprichting van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij; aan de andere kant streden de revolutionaire boeren (de trudoviken en de Boerenbond[4]), die vochten voor iedere vorm van afschaffing van het landheerlijke systeem, tot en met ‘de afschaffing van de particuliere eigendom van de grond’, precies zoals eigenaren en kleine ondernemers dat doen. Vandaag de dag dient de controverse over de ‘socialistische aard’ van het recht op grond enz. alleen maar de maskering en de afdekking van de werkelijk belangrijke en historische vraag betreffende het verschil in de belangen van de liberale bourgeoisie en de revolutionaire boeren in de Russische burgerlijke revolutie; met andere woorden: het vraagstuk van de liberale en de democratische, de ‘compromissen zoekende’ (monarchistische) en de republikeinse stromingen die in die revolutie manifest worden. Dit is precies het vraagstuk dat door Herzens ‘Kolokol’ werd gesteld, als we onze aandacht bepalen tot het wezen van de zaak en niet tot de woorden en als we de klassenstrijd onderzoeken als de basis van ‘theorieën’ en doctrines en niet omgekeerd.

Herzen heeft in het buitenland een vrije Russische pers opgericht en dat is de grote verdienste die hij op zijn naam heeft. De ‘Poljarnaja Zvjezda’[5] heeft de tradities van de Decembristen opgevat en de ‘Kolokol’ (1857-1867) was met man en macht voorvechter van de bevrijding van de boer. Het slaafse zwijgen was doorbroken. Maar Herzen was afkomstig uit een milieu van landeigenaren en aristocraten. Hij had Rusland in 1847 verlaten; hij had het revolutionaire volk niet gezien en kon er geen vertrouwen in stellen. Vandaar zijn liberale oproep aan de ‘hogere kringen’. Vandaar zijn ontelbare suikerzoete brieven in de ‘Kolokol’ aan het adres van Alexander II, de Beul, die men vandaag niet meer kan lezen zonder een gevoel van weerzin. Tsjernysjevski, Dobroljoebov en Serno-Solovjovitsj, die de nieuwe generatie van revolutionaire raznotsjintsy vertegenwoordigden, hadden meer dan gelijk toen zij Herzen verwijten maakten wegens deze afwijkingen van de democratie naar het liberalisme. Maar het moet in alle eerlijkheid jegens Herzen worden gezegd: hoezeer hij ook weifelde tussen democratie en liberalisme, de democraat in hem heeft toch de overhand gekregen. Toen Kawelin, een van de meest weerzinwekkende exponenten van liberale serviliteit — die ooit geestdriftig was over de ‘Kolokol’ juist om haar liberale neigingen — te wapen liep tegen een grondwet, aanvallen deed op de revolutionaire agitatie, opkwam tegen ‘geweld’ en tegen oproepen daartoe en verdraagzaamheid begon te prediken, brak Herzen met die liberale wijze. Herzen keerde zich tegen Kawelins ‘magere, absurde en schadelijke pamflet’, geschreven ‘voor de privébegeleiding van een regering die pretendeert liberaal te zijn; hij nam afstand van Kawelins ‘sentimentele politieke maximes’, die ‘het Russische volk voorstelden als vee en de regering als de belichaming van de intelligentie’. De ‘Kolokol’ drukte een artikel af onder de titel ‘Grafschrift’, dat scherp uithaalde tegen ‘professoren die het rottende spinneweb van hoogmoedig-kleinzielige ideeën weven, ex-professoren, eens met open geest, maar later verbitterd omdat zij inzagen dat de gezonde jeugd geen sympathie kon opbrengen voor hun klierige denken.’[6] Kawelin herkende in dit portret zichzelf direct.

Toen Tsjernysjewski werd gearresteerd schreef de smerige liberaal Kawelin: ‘Ik zie in deze arrestaties niets schokkends ... de revolutionaire partij beschouwt alle middelen geoorloofd om de regering ten val te brengen en de laatste verdedigt zich met haar eigen middelen.’ Alsof hij deze kadet wilde antwoorden schreef Herzen naar aanleiding van Tsjernysjewski’s rechtszaak: ‘En dan zijn er zielige figuren, mensen als planten, kwallen, die zeggen dat we geen woord van verwijt mogen laten horen aan het adres van die bende rovers en schurken die ons regeert’.[7]

Toen de liberale Toergenjev een persoonlijke brief aan Alexander II schreef, waarin hij hem van zijn trouw verzekerde en meteen twee goudstukken schonk voor de soldaten die gewond waren geraakt tijdens de onderdrukking van de Poolse opstand, schreef de ‘Kolokol’ over ‘de vergrijsde Maria Magdalena (van het mannelijke geslacht), die een brief aan de tsaar schreef dat ze niet meer kon slapen, omdat ze werd gekweld door de gedachte dat de tsaar zich niet bewust was van het berouw dat haar had bevallen’.[8] En Toergenjev herkende zichzelf meteen.

Toen de hele bende van Russische liberalen van Herzen wegvluchtte vanwege zijn verdediging van Polen en toen de hele ‘beschaafde society’ zich afwendde van de ‘Kolokol’ raakte Herzen niet van zijn stuk. Hij ging voort met zijn strijd voor de vrijheid van Polen en met het geselen van de onderdrukkers, de slagers en de beulen die in dienst van Alexander II stonden. Herzen heeft de eer van de Russische democratie gered. ‘Wij hebben de eer van de Russische naam gered’, schreef hij aan Toergenjev, ‘en door dat te doen hebben wij geleden door de hand van de slaafse meerderheid’.

Toen het nieuwe bekend werd dat een lijfeigene een landheer had gedood wegens een poging zijn verloofde te onteren, gaf Herzen in de ‘Kolokol’ het volgende commentaar; ‘Goed gedaan!’ Toen bekend werd dat officieren aangewezen zouden worden om toezicht te houden op het ‘vreedzame’ verloop van de ‘bevrijding’, schreef Herzen: ‘De eerste verstandige kolonel die zich met zijn eenheid bij de boeren aansluit in plaats van hen te verpletteren, zal de troon van de Romanovs bestijgen’. Toen kolonel Reitern zich in Warschau (in 1860) doodschoot omdat hij geen beulsknecht wilde zijn, schreef Herzen: ‘Als er al geschoten moet worden dan zijn het de generaals, die bevel gaven te vuren op ongewapende mensen, die doodgeschoten moeten worden’. Toen in Bezdna vijftig boeren werden uitgemoord en hun leider Anton Petrov (op 12 april 1861) werd geëxecuteerd, schreef Herzen in de ‘Kolokol’:

‘Konden mijn woorden je maar bereiken, zoals je werkt en lijdt in het Russische land!... Hoe zou ik je leren om je geestelijke herders, die boven je zijn geplaatst door de Synode van Petersburg en door een Duitse tsaar, te verachten... Jij haat de landheer, je haat de ambtenaar, je vreest ze, en terecht. Maar toch geloof je nog in de tsaar en in de bisschop... Geloof ze toch niet. De tsaar is met hen — zij zijn de mannen van de tsaar. Hem is het die je nu ziet — jij, de vader van een jongeman die vermoord werd in Bezdna, en jij, de zoon van een vader die vermoord werd in Penza... Jouw herders zij het zo onwetend als jij, en net zo arm... En dat was ook een andere Anton (niet Bisschop Anthonius, maar Anton uit Bezdna) die voor jou heeft geleden in Kazan... De dode lichamen van jouw martelaren zullen geen achtenveertig wonderen verrichten en een gebed aan hun adres zal zelfs geen kiespijn verzachten, maar de levende herinnering aan hen kan één wonder verrichten, namelijk jouw bevrijding’ [9]

Dit toont aan hoe infaam en smerig Herzen wordt belasterd door onze liberalen, ingegraven in de slaafse ‘legale’ pers, die Herzens zwakke punten vergroten en geen woord over hun lippen krijgen over zijn sterke kanten. Het was niet de fout van Herzen, maar zijn ongeluk, dat hij het revolutionaire volk zelf in het Rusland van de jaren veertig niet heeft kunnen zien. Toen hij het in de zestiger jaren te zien kreeg koos hij zonder vrees de kant van de revolutionaire democratie tegen het liberalisme. Hij streed voor een overwinning van het volk op het tsarisme, niet voor een overeenkomst tussen de liberale bourgeoisie en de tsaar der landheren. Hij heeft het vaandel van de revolutie geheven.

________

Bij de herdenking van Herzen zien wij duidelijk de drie generaties en de drie klassen wie werkzaam zijn geweest in de Russische revolutie. Eerst waren het de aristocraten en landheren, de Decembristen en Herzen. De revolutionairen vormden maar een klein groepje. Zij stonden ver van het volk. Maar hun zaak is niet tevergeefs geweest. De Decembristen hebben Herzen doen ontwaken. Herzen is begonnen met het werk van de revolutionaire agitatie.

Dit werk werd opgevat, uitgebreid, versterkt en gehard door de revolutionaire raznotsjintsy, van Tsjernysjewski tot en met de helden van de ‘Narodnaja Wolja’. De kring van de strijders werd groter en hun contact met het volk werd nauwer. ‘De jonge roergangers van de komende storm’, noemde Herzen hen. Maar het was nog niet de eigenlijke storm. De storm is de beweging van de massa’s zelf. Het proletariaat, de enige klasse die grondig revolutionair is, is opgekomen aan het hoofd van de massa’s en heeft voor de eerste keer miljoenen boeren opgewekt tot de openlijke revolutionaire strijd. De eerste golven van deze storm kwamen in 1905. De volgende zijn zich onder onze ogen aan het ontwikkelen. Door Herzen te herdenken keert het proletariaat aan zijn voorbeeld het grote belang van de revolutionaire theorie naar waarde te schatten. Het leert eruit dat onzelfzuchtige toewijding aan de revolutie en de revolutionaire propaganda onder het volk niet tevergeefs zijn, zelfs wanneer lange decennia het zaaien scheiden van de oogst. Het leert de rol van de verschillende klassen bij de Russische revolutie en in de wereldrevolutie vast te stellen. Door deze lessen verrijkt zal het proletariaat zich een weg breken naar een vrij bondgenootschap met de socialistische werkers van alle landen, na de verplettering van dat walgelijke monster, de tsaristische monarchie, waartegen Herzen de eerste was om het grootse vaandel van de strijd te verheffen door zijn vrije Russische woord tot de massa’s te richten.

_______________
[1] Manilov — een personage uit ‘De Dode Zielen’, een werk van de Russische schrijver N.W. Gogol. Hij is de verpersoonlijking van de filister, de zwakkeling en de grondeloze fantast.
[2] Lenin citeert hier uit Herzens werk ‘Einde en begin’.
[3] Lenin citeert de brieven van Herzen ‘Aan een oude kameraad’ (de vierde en de tweede brief).
[4] Al-Russische Boerenbond — een revolutionair-democratische organisatie, die in 1905 werd opgericht. De Boerenbond eiste politieke vrijheid, directe bijeenroeping van een constituerende vergadering, de afschaffing van de persoonlijke eigendom van de grond en de confiscatie en overdracht in handen van de boeren van de gronden die aan de kloosters, de landheren, de kroon en de staat toebehoorden. Bij de verdediging van deze eisen vertoonde de Boerenbond weifelingen en halfheid. De Bond werd slachtoffer van politievervolgingen en maakte begin 1907 een einde aan haar bestaan.
[5] ‘Poljarnaja Zwejezda’ (‘De Poolster’) — een literaire en politieke verzamelbundel, waarvan de eerste drie boeken werden uitgegeven door Herzen en de volgende door Herzen in samenwerking met Ogarjov; in Londen tussen 1855 en 1862. Het laatste boek verscheen in 1868 te Genève. Er zijn in totaal acht bundels verschenen.
[6] Dit artikel was door Ogarjov geschreven.
[7] Lenin citeert hier Herzens artikel ‘N.G. Tsjernysjewski’.
[8] Lenin citeert hier Herzens artikel ‘Geroddel, roet, lampepitten enz.’.
[9] Lenin citeert hier Herzens artikel ‘De opgegraven bisschop, de voorwereldlijke regering en het bedrogen volk’.