Ernest Mandel

Het XXIIde Congres van de KPSU


Geschreven: oktober 1961
Bron: Links nr. 24, 28 oktober 1961
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008

Laatste bewerking: 10 oktober 2008


Zie ook:
§ De korte zomer van Nikita Chroesjtsjov

Openlijke wrijving met Peking en een nieuw offensief tegen de stalinistische ex-leiders van de eigen partij, een nieuw diplomatiek element in de kwestie Berlijn en de aankondiging van een nieuwe bom — schrijvende op de onderbrekingsdag van zondag zijn dit de enige elementen van een zekere nieuwigheid die op het 22ste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie werden geproduceerd. Eigenlijk zijn deze elementen ook niet geheel nieuw, maar het zijn niet noodzakelijkerwijze de allernieuwste gegevens die de belangrijkste zijn. Het congres is een belangrijke gebeurtenis omdat de politiek van de Sovjet-Unie de gehele wereld aanbelangt en deze Sovjetpolitiek is in haar totaliteit, met haar grootse toekomstplannen, haar tegenstrijdigheden en gebreken, opnieuw omschreven op deze vergadering.

Waarlijk niets nieuws omtrent het partijprogramma waarin het economische plan voor de komende twintig jaren is vervat; nieuws daarover kan men ook niet verwachten. Toen het ontwerp enkele maanden geleden werd gepubliceerd brachten wij reeds zoveel commentaar op de massa’s cijfers en hun betekenis uit, dat het doelloos is hierover nogmaals uit te weiden. Wij blijven erbij, dat bepaalde objectieven zoals die in de landbouw ons niet bij voorbaat een succes verzekerd toelijken; dat er anderzijds geen plaats bestaat voor illusies aan de kapitalistische kant wat betreft de superioriteit van de planeconomie op de ‘vrije ondernemingsgeest’: deze laatste staat voor een zeer wezenlijke uitdaging. De economische structuur van de USSR staat er borg voor, dat de streefcijfers inzake industriële expansie, verkorting van de werktijd, onderwijs, enz. niet zomaar uit de lucht gegrepen zijn.

De herbewapeninghypotheek

Er is evenveel meer reden dan ten tijde van de publicatie van het ontwerp, enkele maanden geleden, om nog eens duidelijk te wijzen op de onzekerheidsfactor, die de bewapeningslasten vormen. Wij herinneren er aan, dat een tijdje na de publicatie van het plan in de Sovjet-Unie werd besloten tot uitbreiding van de strijdkrachten en verhoging met meer dan een kwart van het militaire budget. Natuurlijk, het is al te gemakkelijk voor de NATO pleitbezorgers om deze maatregelen zonder meer als een blijk van agressiviteit van het Kremlin te doodverven. Wij herhalen, dat naar onze mening zeer ernstige redenen bestaan voor de Russen om op hun hoede te zijn voor de kwaadaardige bedoelingen van NATO kant. Verre van ons om daarmee te willen zeggen, dat het dus een voorbeeld van politieke wijsheid is om een 50 megaton bom tot ontploffing te brengen. Er is onbetwistbaar een provocatieve strekking in de NATO politiek, doch gebiedt de politieke wijsheid om op provocaties in te gaan? Is het niet eerder zo, dat men in het Pentagon wel deels bang is voor dit kaliber bommen, doch anderzijds tevreden mag zijn over de politieke schade, die het Kremlin zich heeft toegebracht door zo openlijk met dit tuig te schermen?

Maar allereerst komt het volgende: na publicatie van genoemd ontwerp zijn de bewapeningsuitgaven van de USSR dus zeer aanzienlijk opgedreven. Desalniettemin blijft het ontwerp ongewijzigd. Dit is eenvoudig niet aannemelijk. Wanneer men honderdduizenden mannen meer onder de wapenen heeft dan voorzien; wanneer men jaarlijks honderden miljarden franken extra uitgeeft aan wapens dan moet dat een weerslag hebben op de productieve investeringen. Welnu, Moskou zwijgt hierover in alle talen. Er is maar één uitleg mogelijk: het Kremlin speculeert er op, dat de verhoging niet jaren zal duren; dat de toestand zal toelaten in 1962, 1963 of uiterlijk 1964 deze reusachtige onproductieve extra uitgaven weer te schrappen — en dan nog voldoende jaren tot 1980 over te hebben om het verspilde weer in te halen.

Dat is allemaal schitterend, op voorwaarde dat het zo uit zal komen. Het is met deze speculatie echter gesteld zoals met andere speculatieve aspecten van de Sovjetpolitiek. Het stuit op de vraag, die niet beantwoordt kan worden; wie zegt Chroesjtsjov dat het zo zal gaan?

De grote gek

Chroesjtsjov heeft, toen hij deze zomer zijn ontwerp publiceerde en het 22ste congres bijeenriep tegen oktober, dus niet voorzien dat hij intussen tot deze verhogingen zou moeten overgaan (vanuit Sovjet standpunt was dit inderdaad ‘moeten’). Hij moest het dan toch doen, maar hij verzwijgt de economische consequenties van die gedwongen stap. Hij neemt een hypotheek te meer: hij hoopt de verliezen, opgedaan aan de drempel van de 20 jarenperiode, wel weer in te halen. Onze bedenking is: als het dus zo is, dat hij reeds aan de start voor onvoorziene complicaties kom te staan, wat is het dan dat het wettigt een gok aan te gaan op twintig jaar vrede, van voldoende stabiliteit, om de geplande beleggingstempo’s te volbrengen?

Het zou iedere vijand van het kapitalisme ten diepste moeten verdrieten indien het 20-jarenplan niet ten uitvoer kon worden gelegd; immers, de volbrenging er van zou inderdaad meer dan waarschijnlijk de genadeslag betekenen voor het regime van uitbuiting van de mens door de mens. Doch de wenselijkheid van slagen is niet hetzelfde als de waarborg.

Chroesjtsjov zegt in feite dit: als de wereld ons 20 jaar geeft, zullen wij van dan af in een positie zijn gekomen om oorlogen onmogelijk te maken, voorgoed en totaal. Dat is inderdaad zeer aannemelijk — er is alleen deze ‘als’. En de fout in de redenering schuilt volgens ons er in, dat Chroesjtsjov er in feite als van een axioma van uitgaat, dat hij die 20 jaren zal krijgen.

Wij hebben reeds op zijn ‘dwanghandeling’ van deze zomer gewezen. Laat ons in algemene zin nagaan hoe reusachtig de gok wel is om als werkhypothese op 20 komende jaren van vrede te rekenen.

Ruw genomen kan men zeggen, dat onze planeet in deze eeuw elke 10 jaren opnieuw radicaal van uitzicht is gewijzigd. Deze eeuw begon met de ‘goede oude tijd’, de voortzetting van de 19de. Daarop volgde de wereldoorlog en de oktoberrevolutie. De twintiger jaren brachten een totaal veranderde vredestoestand in vergelijking met vroeger. De veertiger jaren brachten wereldoorlog. De vijftiger jaren brachten volledig ontplooiing van de koloniale revolutie in Azië, oorlog in Korea, de H-bom, Cuba. De zestiger jaren zijn begonnen met het overslaan van de koloniale revolutie op Afrika en Latijns Amerika, ontwikkeling van nieuwe wapens... en een zich toespitsende internationale crisis.

Waarom mag men dan aannemen, dat het veilig zou zijn te gokken op 20 jaren vrede, alleen eigenlijk omdat de Russen de grootste bommen en raketten hebben?

Het doet ons denken aan een ander stuk Chroesjtsjov doctrine, dat ongeveer als volgt luidt: moesten de imperialisten ooit tot agressie overgaan, dan zouden de volken het van de aardbodem vegen en het socialisme aldus vestigen. Hij heeft dit later ietwat geamendeerd, met de toevoeging, dat een kernoorlog ook de USSR onherstelbare schade zou toebrengen. Maar hij erkent niet de mogelijkheid dat er geen volken meer zouden overblijven om een regime weg te vegen. Toch weet hij zeker zo goed als wie ook, dat niemand zeker kan zijn dat er na een kernoorlog nog een mensheid over zou blijven.

Er zijn verschrikkelijke veranderingen gaande in de wereld. In de Verenigde Staten wordt de ‘apathische’ bevolking bewerkt met een grote oorlogsreclame: koop een atoomschuilkelder! De regering goochelt met cijfers van het genre: vermindering van het aantal doden-in-de-eerste-serie-kernbommen-van-enkele-uren van 90 miljoen tot 60 of zelfs 45 miljoen (gebaseerd op berekeningen met bommen van 1 à 3 megaton, niet 50 of 100...). Men overweegt een uitgave van 20 miljard dollar aan kelders tegen fall-out. De gezegende private ondernemingsgeest ziet er een vette kluif in en biedt al modellen van enkele tientallen dollars of van tienduizenden: ‘voor elke beurs’. Het verkoopargument is onklopbaar en men zou het kunnen reduceren tot ‘koop of sterf’. De business blijkt te floreren. De kerk steekt een handje toe en het gesprek van de dag is een radiopraatje van een jezuïetenpater, die betoogt heeft dat het katholieke geloof toestaat, dat men na het vallen van de bom zijn buren doodschiet indien deze proberen zich tegen de dodelijke fall-out toegang tot andermans kelder te verschaffen. De Britse Economist meldt uit Washington, dat er twee tendensen zijn: een kelder doen bouwen in het geheim, omdat men niet zal ‘willen delen met minder vooruitziende vrienden’; en ‘de kelder die weldra de opvolger kan worden van de zwemkom as symbool van standing’ ...

Dit alles wordt door de regering aangemoedigd, niet alleen omdat het de conjunctuur ten goede komt. Er is ook de overweging, dat het ‘thuisfront’ klaargestoomd moet worden voor het toeslaan, indien het imperialisme te zeer in een hoek mocht worden gedreven. Dat de kelderbescherming dan een illusie zal blijken te zijn, is niet van onmiddellijke zorg.

‘Internationale plicht’

Onderhavig artikel staat voor de materiële onmogelijkheid om het 22ste congres in al zijn aspecten te bespreken. Er is daarom hier nog slechts plaats voor één ander element van de Sovjetpolitiek, zoals het daar is gedefinieerd door Chroesjtsjov (en dan nog maar in het kort).

‘De KPSU beschouwt de opbouw van het communisme als de vervulling van haar internationale plicht jegens de werkers van alle landen’. Zo staat het letterlijk in De Rode Vaan. Nu weet men — en blijkt het uit de gehele lengte van het rapport opnieuw — dat Chroesjtsjov met deze opbouw doelt op de economische basis, op de uitvoering van het 20-jarenplan. Wij zijn de overtuiging toegedaan, dat deze definitie, naar de praktijk van tientallen jaren steeds opnieuw bevestigt, in feite als volgt moet worden gelezen: de arbeidersbeweging van de hele wereld moet haar strijd voor de zege van het socialisme zien als de strijd van een strategische reserve, een ondersteuning van de hoofdmacht, die de USSR is; de staatsbelangen van de USSR primeren op die van de arbeidersbeweging in alle andere landen en de belangen van de arbeidersbeweging in de wereld dienen ondergeschikt te zijn aan de staatsbelangen van de USSR. In de grote kwestie van oorlog en vrede in de wereld oordeelt Moskou, dat de KPSU haar plicht vervult door te werken aan het plan en door het vervaardigen van de sterkste bommen en raketten. De rest is van ondergeschikt belang. In feite is dit de inhoud die Moskou geeft aan co-existentie.

Die strategische blokkenopvatting beschouwen wij als verkeerd. Wij geloven niet, dat Moskou zijn plicht vervult, want ziehier twee van de consequenties van die houding:

- de blindelings aan deze lijn gehoorzamende Thorez, wiens KP — apparaat het gros van het Parijse proletariaat achter zich heeft, heeft geen vinger uitgestoken om deze arbeiders de prachtige strijd te doen ondersteunen van de tienduizenden Algerijnse arbeiders in Parijs zelf. Bij duizenden werden deze Algerijnse broeders aangehouden, Mollet keurde het in feite goed, maar de KP stak geen vinger uit;

- te La Louvière hebben duizenden betoogd tegen de NATO, tegen de kernwapens, tegen het leger, tegen het kapitalisme. De Communistische Partijen, de Chroesjtsjov lijn volgende, houden het op het nationalistische protest tegen het Adenauer gevaar.

Welnu, wij geloven dat de arbeidersbeweging in de wereld niet een tweederangsfactor is naast 50-megaton-bommen. Wij geloven dat haar strijd alleen de beslissing kan afdwingen ten gunste van de vrede in de komende jaren. Daarop zullen wij onze actie baseren.