Leon Trotski

Brieven aangaande het archief


Geschreven: 1936-1937
Bron: zie bij elke brief
Vertaling van de brieven: Karel ten Haaf
Deze versie: uit de Nieuwe Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 1 - Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, maart 2008


Zie ook:
Documenten aangaande Leo Sedov
Leo Sedov - zoon, vriend, strijder
Brief van Ignace Reiss aan het Centraal Comité

De veiligheid van het archief

Uit het archief van James P. Cannon.
Eerste publicatie: Writings of Leon Trotsky [1935-36]. Pathfinder Press, New York etc. 1977. [Second edition]

[10 oktober 1936]

Mijn lieve Ljova,

Bijgesloten is mijn brief aan Pfemfert, zodat ik niet twee keer hetzelfde hoef te schrijven.

In mijn voorgaande brieven stelde ik je enkele vragen. Maar ik ben bang dat het werk niet goed gaat; iedereen handelt ofwel op eigen houtje, of wacht tot iemand anders wat doet (wat betekent dat er helemaal niets gebeurt). Wat ik tot nu toe heb ontvangen is bijzonder mager.

1. Waar is je paspoort met het Franse visum uit 1932 voor je reis van Duitsland naar Frankrijk?

2. Heeft iemand in Frankrijk stappen ondernomen om Mama’s telegram aan Herriot over het visum te vinden, dat in het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken moet zijn (of in het departement van de premier)?[1]

Op deze twee vragen, die beslissend zijn, heb ik nog steeds geen antwoord gekregen.

Ik heb aanwijzingen uitgewerkt voor het opzoeken van enkele uiterst belangrijke documenten in Kopenhagen. Ik zal ze morgen sturen, via Puntervold.

De GPOe gaat alles doen wat in haar vermogen ligt om in het bezit te komen van mijn archief. Het zou het beste zijn om het bij een gerenommeerd wetenschappelijk instituut onder te brengen. Professor Posthumus wilde het kopen voor het Nederlandse instituut[2]. Het zou misschien nog beter zijn om een Amerikaans instituut te vinden. Je kunt als een eerste stap onze Amerikaanse vrienden schrijven. Deze kwestie kan zeer dringend worden.

Je Oude Man


P.S. - Pfemfert schijnt en nieuw adres te hebben, dat ik niet heb.
Bijlage: Brief aan Pfemfert.
Laat me alsjeblieft exact weten hoeveel brieven je van mij ontvangt, en welke vragen ze bevatten. Kopieer ze en stuur mij de kopieën; anders heb ik geen controle over mijn eigen correspondentie[3].

T.

Brieven omtrent de diefstal van het archief

Aan Haakon Meyer

Uit het Archief van de Arbeidersbeweging in Stockholm.
Eerste publicatie: Writings of Leon Trotsky [1935-36]. Pathfinder Press, New York etc. 1977. [Second edition]

[10 november 1936]

Beste kameraad,

Ik ontving zojuist je brief van 7 november...

Ik heb eveneens nu net het volgende telegram van mijn zoon in Parijs ontvangen: “Een deel van het archief van secundair belang, toevertrouwd aan Nederlands Instituut, tak Parijs, geroofd (door) GPOe. Bereid een rechtszaak voor. Leo.” Ik verwacht nu een inbraak in Noorwegen, want de GPOe moet in het bezit komen van mijn papieren, helemaal sinds de publicatie van het Roodboek. Wat betreft de brieven die ik schrijf voor mijn “verdediging” (d.w.z. de aanklacht tegen de ware crimineel), die zijn in beslag genomen, de één na de ander. Zo ziet het gezicht van de “democratie” eruit!...

Mijn hartelijke groeten aan je gezin, je lieve vrouw, onze vriendin Karin (we zijn blij dat ze weer gezond is), en aan Eli, kleine Eli.

Groet,
L. Trotski

Aan Gérard Rosenthal

Eerste publicatie: Gérard Rosenthal, Avocat de Trotsky. Robert Laffont-Opera Mundi, Parijs 1975.

[18 november 1936]

Waarde vriend,

Vanmorgen zond ik je het volgende telegram: “Verzoek jou en mr. Delepine gerechtelijke stappen te ondernemen in zaak diefstal mijn archief. Brief volgt. L.T.”

Hierbij gaat mijn officiële brief aan jou en Delepine.

Verbeter alsjeblieft mijn kreupele Frans en maak een nieuw afschrift van de tekst. Daartoe voeg ik een getekende carte blanche bij.

Ik geloof dat ik je goed begrepen heb en dat mijn brief toereikend zal zijn, zelfs voor een advocaat. Mijn correspondentie is onderworpen aan en steeds strenger wordende censuur. Het ergste is dat ik nooit weet of de brief is doorgelaten of niet. Ik weet bijvoorbeeld niet of de drie exemplaren van het manuscript van mijn boek over de USSR[4] verzonden zijn of niet. Ook weet ik niet of je mijn aantekeningen over Pritt hebt ontvangen, die - volgens mij - van groot belang zijn voor het tegenproces[5].

Mijn beste wensen.


Rosenthal, Leo Sedov, Delepine

Gérard Rosenthal, Leo Sedov en Maurice Delepine ten kantore van de onderzoeksrechter in de zaak van de diefstal van Trotski’s archief door de GPOe.

Aan Leo Sedov

Eerste publicatie: Writings of Leon Trotsky. Supplement (1934-40) Pathfinder Press, New York 1979.

[2 december 1936]

Lieve Leo,

Ik ontving het tweede deel van kopieën van mijn brieven aan jou, zonder een brief van jou. Gisteren heeft mama opdracht gegeven om je 270 kroner te sturen. Ik schrijf tegelijkertijd aan G. Ros[6] over mijn getuigenverklaringen betreffende de diefstal van mijn archief. Ik stuurde Naville gisteren een brief. Ik heb twee documenten van Pero ontvangen. Bravo en bedankt! Ik ben er erg blij mee. Le Matin[7] schijnt beweerd te hebben dat Posthumus geen grote waarde toekende aan mijn archief. Ik zal niet onderzoeken wat de bron van dit bericht is. Maar Posthumus bezocht mij in Noorwegen op zijn eigen initiatief. Twee uur lang probeerde hij mij warm te maken (dat wil zeggen, mijn archief te verwerven) voor zijn instituut[8]. Ik weigerde. Hij vroeg me er nog eens over na te denken. Dat is de achtergrond van deze geschiedenis. Men mag “voorzichtig” zijn, maar het is een vereiste om eerlijk te zijn.

Je stilte over de Russischtalige uitgave van mijn boek[9] verbaast en verontrust me. Heb je een contract? Is een publicatiedatum vastgesteld?

Mama heeft een getuigenverklaring afgelegd (voor Puntervold) over je “ontmoeting” met Pjatakov in Berlijn (ze herinnert het zich beter dan ik). Je moet Puntervold jouw versie geven, zodat hij ze kan vergelijken.

Liefs van Mama en mij,
Papa

Aan Gérard Rosenthal

Fragment uit een brief aan Gérard Rosenthal.
Eerste publicatie: Gérard Rosenthal, Avocat de Trotsky. Robert Laffont-Opera Mundi, Parijs 1975.

[10 december 1936]

Waarde vriend,

Het is nu een week geleden dat ik de tekst van mijn aanklacht over de diefstal van mijn archief verzonden heb. Gisteren kwam ik erachter dat dit document nog niet is verstuurd. Het schijnt dat ze het laakbaar vinden dat ik de GPOe noem. Het lijkt erop dat ik een toepasselijk pseudoniem moet bedenken voor de dieven, die toevallig ook agenten van de GPOe zijn. Ik verwacht een nieuwe wet[10] over dit onderwerp. Laat de onderzoeksrechter voortgaan via de diplomatieke weg...

Op handen zijnde rechtszaken zullen geheime plannen van de GPOe onthullen

Eerste publicatie: Socialist Appeal, 27 november 1937.

[16 november 1937]

In Frankrijk en Zwitserland zijn sensationele rechtszaken aanstaande over de criminele activiteiten van de GPOe op het wereldtoneel. Het onderzoek lijkt energiek te worden uitgevoerd. Een groot aantal feiten is al overtuigend bewezen. Eén van de nieuwe feiten is de minutieuze voorbereiding van een aanslag op het leven van Leo Sedov, mijn in Parijs wonende zoon. De Zwitserse Renata Steiner heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd over deze zaak, die volkomen wordt bevestigd door het bewijsmateriaal. Als agent van de GPOe nam Renata Steiner deel, zoals bekend, aan de moord op Ignace Reiss bij Lausanne. Maar al meer dan een jaar voor deze moord, hielden Renata Steiner en een Russische witgardistische medeplichtige, Smirenski, zich bezig met het schaduwen van Leo Sedov: ze bereidden de diefstal van mijn archief voor, en deden een poging tot het ontvoeren van Leo zelf. Smirenski en Renata Steiner huurden een appartement naast dat van Sedov (Rue Lacratelle 28); de respectieve balkons waren slechts een meter van elkaar verwijderd.

Op 7 november vorig jaar stal Smirenski, samen met andere agenten wier namen te zijner tijd bekend zullen worden, 187 pond van mijn archief dat door Sedov was opgeslagen bij het Instituut voor Sociale Geschiedenis. De misdaad bleef onopgelost, ondanks het feit dat de Franse politie niet de geringste twijfel had dat alle draden naar Moskou leidden.

Afgelopen januari probeerden de GPOe-terroristen een val te zetten voor Leo Sedov in Mulhausen, vergelijkbaar met de val die ze in Lausanne hadden gezet voor Ignace Reiss. Onder dekking van de naam van mijn Zwitserse advocaat, die een proces voorbereidt over lasteringen door de Komintern, drongen de samenzweerders er bij Leo Sedov herhaaldelijk op aan, zowel telegrafisch als via de telefoon, dat hij naar Mulhausen zou komen voor een bespreking. Alleen toevallige omstandigheden voorkwamen dat Sedov naar Mulhausen ging, waar hij op het station werd opgewacht door Renata Steiner en Smirenski. De bekentenis van Steiner maakt duidelijk aan welk gevaar Sedov ontsnapte in januari. Het was precies op het moment dat Moskou het tweede proces[11] (Pjatakov-Radek) voorbereidde.

Het schaduwen van Sedov ging zonder onderbreking door tot afgelopen augustus, toen Steiner, Smirenski en anderen een onverwachte opdracht van hogerhand kregen om Ignace Reiss op te sporen en te vermoorden. Het Kremlin achtte deze moord bijzonder dringend, gezien de dreigende onthullingen door de voormalige geheimagent. De nieuwe onderneming was, als bekend, succesvol: Reiss werd op 4 september vermoord. Maar de daaropvolgende arrestatie van Steiner leidde tot het blootleggen van de terroristische GPOe-organisatie in Frankrijk.

Het lijdt geen twijfel dat de gerechtelijke autoriteiten een hele reeks tot nu toe onopgeloste misdaden zullen oplossen (de moord op de Russische econoom Navasjin in het Bois de Boulogne in Parijs; de ontvoering van generaal Miller; enzovoorts). Deze misdaden werden begaan door dezelfde organisatie die mijn archief stal, Reiss vermoordde, en probeerde om Leo Sedov in de val te lokken. Het is in verband met al deze misdaden dat ik per telegram de Franse autoriteiten aanraadde om Jacques Duclos - lid van het Politbureau[12] van de Franse Communistische Partij, vice-voorzitter van de Kamer van Afgevaardigden[13], jarenlang een agent van de GPOe - aan een verhoor te onderwerpen, op zijn minst als getuige[14].

Sta mij toe hieraan toe te voegen dat dergelijke “Vrienden van de USSR”, die in werkelijkheid vrienden van de GPOe zijn, zichzelf moeten voorbereiden op voor hun uiterst onaangename onthullingen die de komende maanden gedaan zullen worden.


[1] Natalja Sedova’s telegram aan Herriot bevat het verzoek haar zoon een visum te geven. Het moest gevonden worden om aan te kunnen tonen dat Leo Sedov onmogelijk in Kopenhagen geweest kon zijn in 1932, zoal werd gesteld in de aanklacht van het Moskouse proces. Het telegram van Natalja en het antwoord van Herriot, waarin hij het visum verleent, werden in februari 1937 afgedrukt in de pers van de Vierde Internationale.
[2] Posthumus was het hoofd van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. De Parijse vestiging van het IISG onderhandelde over de aanschaf van Trotski’s archief.
[3] De sociaaldemocratische regering van Noorwegen maakte het Trotski steeds moeilijker om met de buitenwereld te communiceren, en onderwiep hem aan een steeds strengere censuur.
[4] De Verraden Revolutie.
[5] Naar aanleiding van de berichtgeving in de stalinistische pers over het Moskouse proces, besloot Trotski een aantal Europese stalinistische kranten wegens smaad en laster voor het gerecht te dagen, in de hoop zo de publieke opinie te kunnen overtuigen van de leugenachtigheid van het Moskouse proces.
[6] Gérard Rosenthal.
[7] De Morgen.
[8] Het IISG.
[9] De Verraden Revolutie.
[10] In de hoop de publiciteit die een rechtszaak in Noorwegen zou genereren te kunnen gebruiken om de laster van zijn aanklagers voor een groot publiek te weerleggen, spande Trotski op 6 oktober 1936 een proces wegens smaad aan tegen een Noorse stalinistische krant, Arbeideren [de Arbeider], en een Noorse fascistische krant, Vrit Volk [het Vrije Volk], die allebei de Moskouse beschuldigingen kritiekloos napraatten. Op 29 oktober nam de Noorse regering een speciale wet aan, die het Trotski verbood om wat voor zaak dan ook te beginnen voor een Noorse rechtbank. Op 11 november verbood de Noorse regering het Trotski eveneens om in het buitenland een proces te beginnen.
[11] Er werden drie zogenaamde “Moskouse processen” gehouden: het proces Zinovjev-Kamenev (augustus 1936); het proces Pjatakov-Radek (januari 1937); en het proces Boecharin-Rikov, ook wel bekend als het proces tegen “het rechtse blok en de trotskisten” (maart 1938).
[12] Politburo - afkorting van Politiek Bureau, d.w.z. het Dagelijks Bestuur.
[13] Chambre des Députés, de toenmalige naam van de Franse “Tweede Kamer”. Frankrijk had (en heeft) een tweekamer parlement. De “Eerste Kamer” heette destijds Chambre des Pairs [Kamer van Edellieden]. Tegenwoordig heten de “Eerste” en “Tweede Kamer” respectievelijk le Sénat [de Senaat] en l’Assemblée nationale [de nationale Assemblee].
[14] Trotski’s telegram aan premier Chautemps, gepubliceerd in Socialist Appeal, 27 november 1937, luidde als volgt: “In zaken moord Ignace Reiss, mijn gestolen archief en vergelijkbare misdaden, veroorloof mij aan te dringen op de noodzaak van horen op zijn minst als getuige Jacques Duclos, vice-president Kamer van Afgevaardigden en een oude GPOe agent. Trotski.”